maandag 16 maart 2009

Over Van Schevichaven, Duitsers en hypnose

Jakob Van Schevichaven had zijn ogen niet in zijn zak!

Heeft hij Adolf Hitler zien optreden? Goed ingelicht is van Schevichaven blijkbaar wel. Hitler is nog maar in een pril stadium van zijn monsterachtige politieke loopbaan als van Schevichaven hem typeert als meneer Adolf Hendriks, een succesvolle toneelspeler in treurspelen.

Al voordat de procedure over de toelating van zijn verfilmde ‘Man op de achtergrond’ in Duitsland afgelopen is kritiseert van Schevichaven in Jan Brummel’s Leertijd’ niet zozeer het afwijzen van de hypnose in zijn film als wel de Duitse militaristische politiek.
Hitler werd in 1919 politiek actief als lid van een klein partijtje (DAP) dat weinig bezochte bijeenkomsten organiseerde. Aanvankelijk hielp hij alleen mee met het verspreiden van pamfletten. Pas later, op 24 februari 1920 hield hij zijn eerste politieke rede die een groot succes werd.
Later hebben talloze Hitlerverklaarders zich het hoofd gebroken over de vraag hoe deze, in kleine kring zo onhandige, man dit klaarspeelde.
Een scala aan meningen is het resultaat. Vaak gehoord zijn ‘Hitler was een toneelspeler, Hitler was een leugenaar of een charlatan.
Zelfs achteraf blijkt het niet eenvoudig te zijn de man die zoveel leed veroorzaakte te typeren.
Toch verwijst van Schevichaven al in zijn ‘Jan Brummel’s leertijd’ dat hij al in 1922 schreef naar Hitler als succesvolle toneelspeler in treurspelen.

Ook de Duitse historicus Sebastian Haffner stelt zich in zijn boek Kanttekeningen bij Hitler(1978) de vraag hoe een zo gering getalenteerd persoon en een zo armzalige persoonlijkheid als Hitler zoveel macht kon verkrijgen. Hij is van oordeel dat Hitler een hypnotiserend talent bezat, het talent van een geconcentreerde wilskracht waarmee hij zich een collectief onderbewustzijn - waar en wanneer zich dat manifesteerde- te allen tijde kon toeëigenen. Deze hypnotiserende invloed op de massa was Hitlers eerste, en lange tijd enige, politieke kapitaal. Er bestaan talloze getuigenissen van de kracht van dit talent. (Haffner, Kanttekeningen, p. 23). Haffner meent dat Hitler zich dit talent bewust werd tijdens zijn rede in februari 1920.
Het zou volgens hem een verklaring kunnen zijn voor zijn greep op de massa en het staatsbestel in de jaren daarna.


Hypnosefilms
Rond 1900 nam gelijktijdig met de bloei van de medische hypnose ook in de film een grote vlucht. Het is dus niet verwonderlijk dat in menige film de hypnose een rol speelt. Vooral in Duitsland werden veel ‘hypnosefilms’ gemaakt. Nog in het tijdperk van de stomme film is het proto-type van de hypnoseroman ‘Trilby’ in talloze versies verfilmd. Regisseur Robert Wiene schreef in 1919 met zijn hypnosefilm "Das Kabinett des Dr. Caligari" filmgeschiedenis. Het is de eerste expressionistische film en is zowel inhoudelijk als visueel een voorbeeld voor bijna alle latere films in dit genre. Veel moderne horrorfilms vinden hun oorsprong in deze, wellicht beroemdste, Duitse stomme film. De thema’s van deze eerste psychiatrische rolprent zijn onder meer de verwarring tussen normaliteit en waanzin, achtervolgingsangst en massabeïnvloeding door hypnose. De macabere Dr. Caligari dwingt zijn knecht Cesare onder hypnose moorden te begaan. De student Alan die op een kermis Dr. Caligari en Cesare zijn toekomst laat voorspellen hoort dat hij de volgende ochtend dood zal zijn. De man haalt inderdaad de volgende dag niet. Caligari wordt ontmaskerd als de geesteszieke directeur van een krankzinnigengesticht. De obscure belichting in "Das Kabinett des Dr. Caligari". , die een zo kenmerkend stempel op het genre drukte, was het direct gevolg van economische omstandigheden: het stroomtekort in het naoorloogse Duitsland. Deze techniek om een beklemmende sfeer te scheppen stond onder andere model voor de latere Amerikaanse gangsterfilms uit de dertiger en veertiger jaren
Twee jaar later ging de door Fritz Lang geregisseerde film ‘Dr. Mabuse, der spieler’ in première. Ook hierin speelt een oplichter met kennis en kunde van hypnose een kwalijke rol. Hij geeft leiding aan een misdaadorganisatie en maakt bezoekers van een speelzaal met hypnose grote sommen geld afhandig.
Toch was niet iedereen even enthousiast over de hypnotische misdaadfilm. In Oostenrijk werd in 1923 de film ‘Das verlorene Ich’ door de overheidscensuur stevig tegen het licht gehouden. Het verhaal is: bankdirecteur de Sevigné ontmoet tijdens een zakenreis een man, Corbell, waarmee hij vriendschap sluit. De Sevigné schenkt de man zijn vertrouwen en geeft hem een baan bij zijn bank. Ook wordt Corbell aan de directeursvrouw voorgesteld die vervolgens door hem gehypnotiseerd wordt. Corbell suggereert de vrouw haar man te vermoorden. Dit plan mislukt want voor ze haar man iets kan aandoen, ontdekt deze de boze opzet en daagt Corbell uit tot een duel. In dit duel wordt de Sevigné willoos gemaakt en naar een sanatorium gebracht. Vervolgens wordt mevrouw Sevigné gesuggereerd haar man te vergiftigen. Dit mislukt doordat een hond van het gif snoept en ook het volgende plan om de directeur zijn eigen bank te laten beroven loopt, voor de misdadige hypnotiseur, verkeerd af. De Sevigné wordt op heterdaad betrapt maar de gerechtspsychiater doorziet de opzet ,dehypnotiseert de man en de werkelijke dader gaat voor lange tijd het gevang in. Terug naar de webwinkel van Antiquariaat Lilith
Film van van Schevichaven.Ook in Duitsland werd lang niet alles in films getolereerd.Van Jakob van Schevichaven (1866-1935) schrijver van de populaire reeks ‘Ivans’ werd in 1922 het boek ‘De man op den achtergrond – uit het leven van Geoffrey Gill, detective (1918) verfilmd. De première was op 8 september 1922 in de Haagse ‘Familiebioscoop’. In Nederland was de film een succes.De verfilming was een Nederlands-Duitse onderneming van Eduard Odij, van de Odij Film Onderneming, die in de Nederlandse film de rol van de detective speelt en het Duitse Filmindustrie und Handels A.G. (Berlijn), 1922. Het scenario was een coproductie van Ernst Winar, Heinz Salmon, Eduard IJdo. De opnamen vonden plaats in Berlijn.
De inhoud van de film.De detective Geoffrey Gill is een internationale dievenbende op het spoor. Na de vondst van het lijk van Bernhard, de zoon van een graaf, wordt Werner opgeroepen om de zaak te onderzoeken, maar G.G. vraagt hem een paar uur te wachten. G.G. hoopt namelijk de man op de achtergrond te onthullen. Die avond wordt een juwelenkistje gestolen. G.G. slaagt erin om de schuldige te pakken. Het blijkt Larinski te zijn, die onder hypnose mensen misdadige activiteiten laat uitvoeren. Larinski vlucht, maar G.G. weet hem bij een vechtpartij van een toren af te duwen.Het is een detectiveroman dus kon het geen verrassing zijn dat er in het boek en de film misdaden gepleegd worden. De Nederlandse rooms-katholieke censuur had daar geen moeite mee. Haar Duitse zusterorganisatie dacht er anders over. Het zijn niet de misdaden waar de filmkeurders bezwaar tegen hebben maar dat ze met hypnose gepleegd worden was de filmkeurders een doorn in het oog.
Tussen april 1923 tot september 1924 ontwikkelde zich een intensieve procedure over de manier waarop in “Der Mann im Hintergrund” de hypnose gebruikt. Maar liefst 7 zittingen van de Zensur, Filmprüfstelle Berlin werden er aan gewijdt. De gewraakte scene’s mochten volgens de censuur niet vertoond worden aan jeugdigen omdat ze beelden tonen van een verwurging, onder meer door handen om een keel geklemd.De Duitsers meenden dat de film zou kunnen aanzetten tot misbruik van hypnose, ja ook als het hypnotiseren zelf niet getoond werd zou de suggestie daarvan eveneens kwaad kunnen aanrichten.De filmmakers hebben zich dapper geweerd. Maar liefst driemaal pasten ze de film aan en vroegen ze om herkeuring. Eenmaal boden ze hem aan onder een andere naam: “das Verbrechen auf Schloss Ehrenfeld”. Elke keer dat de film aangepast werd verminderde de rol van de hypnose. Het mocht allemaal niet baten. Drie keer werd toestemming voor de film gevraagd, driemaal werd ze afgekeurd. Op 3 augustus 1923 motiveert de Filmprüfstelle Berlin dat met de mededeling dat, ondanks een paar aanpassingen, de film definitief niet vertoond mag worden. Omdat “..ein grösserer Teil der Bevölkerung an solchen schundmässigen Darstellung Jakob Gefallen findst, und dass ein solchen Gefallen zur Folge hat, das ein gesundes sittliches Empfinden eines grösseren Teils der Bevölkerung dadurch abgestumpft und verslacht wird und eine entsittlichende Wirkung im Sinne des Lichtspielgesetzes dadurch eintritt….”
Op 1 oktober 1924 vindt de Film Oberprüfstelle het welletjes. Omdat de film op een aantal punten is aangepast mag ze wel vertoond worden, mits ze er een paar scènes geschrapt worden. Ook blijft de rolprent verboden voor jeugdige kijkers. De verboden scènes zijn onder meer het stukje waarin het script voorschrijft: ”Mariska loopt in ‘Traumzustand’ naar de deur die toegang geeft tot de kamer waar later de juwelen verdwijnen, en opent die. Ook de regel “Ich hatte keinen Zweifel mehr, dass ich als Hypnotisches Werkzeug benutszt werden bin.” kon geen genade vinden bij de keuring. Ook mocht niet:”…Wer aber hat die Hypnose herbeigeführt?..” Erg fout was ook: “Larinski und der ihn verfolgende Detectiv ringen auf der Plattform des Turmes mit einander, wobei sie sich gegenseitig an Halse würgen (Grossaufnahme) Das vorausgehende Bild, die einzelnen Köpfe der Beiden einander kampflustig anblickend und die nachfolgende Scene, in der der detectiv dem Verbrecher überwältigt und ihn von dem Turm herunterstützt, würfen gezeigt werden.” De keurders benadrukken nog eens dat de film aangepast moet worden waar het gaat om de misdadigheid en noemen in het bijzonder de juwelendiefstal op hypnotische grondslag.

Dat de beambten van de filmkeuring hun huiswerk goed gedaan hadden bleek ook uit hun verwijzing naar de keuring van de film “Mord an der Greenstreet” op 19 december 1921. Ook daarin oordeelde ze dat de wijze waarop hypnose gebruikt werd een gevaar voor de openbare orde was. Het ging daarbij om misbruik van hypnose door het aanzetten tot strafbare handelingen door de gehypnotiseerde. Dat de hypnose zelf niet in beeld wordt gebracht is daarbij niet van belang. Het gaat er immers niet om hoe het medium in de droomtoestand gebracht wordt maar om de gevolgen daarvan: de diefstal door Mariska. “Mit aller deutlichkeit zur darstellung. Diese Teile waren deshalb zu verbieten.”
Hoe had het toch zover kunnen komen?Was deze film zo uitzonderlijk? Verschilde het gebruik van de hypnose in deze film zo veel van al die andere hypnose-films? Verre van dat. Alleen al in de periode 1896-1923 waren er minstens 11 filmvarianten van Du Maurier’s Trilby verschenen. Alleen al in het Duits verschenen er minsten 20 films waarin hypnose voorkwam.Daarnaast circuleerden er zo’n 60 Engelse en Amerikaanse films* waarvan gezegd kan worden dat ze op zijn zachts gezegd niet bevorderlijk waren voor een goed begrip van de hypnose.
Dat het nu juist met de verfilming van Schevichaven’s boek zo moeizaam liep was, kwam waarschijnlijk door het optreden van een van de leden van de keuring die genoeg had van de onheuse bejegening van het hypnotisme. In de commissie van de Film prüfstelle zat namens de sectie ‘Kunst und Literatur’Prof.Dr. Max Dessoir. Hij was de zoon van toneelspelers en verdiende zijn brood met colleges filosofie. Daarnaast was hij een hartstochtelijk onderzoeker van telepathie en gedachteoverdracht.Aan hem wordt toegeschreven de term parapsychologie bedacht te hebben.Ook het hypnotisme had zijn warme belangstelling. Samen met Dr.Albert Moll onderzocht hij het ‘rapport’ in de hypnose. Ze schreven er een boekje over Daarin worden de mogelijkheden en onmogelijkheden in het contact tussen de hypnotiseur en zijn patiënt beschreven. De manier waarop de meeste filmers met dit gegeven omsprongen stemde niet overeen met de opvattingen van Prof. Dessoir. Begrijpelijk is dat Dessoir en zijn medestanders wilden dat de hypnose én zijzelf serieus genomen worden. Wie ziet hoeveel films er in betrekkelijk korte tijd vertoond werden waarin de hypnose, in de ogen van Dessoir zeer fout, over het voetlicht gebracht werd, zal beamen dat de professor hier een punt had.
Toen de film van Schevichaven onder de naam ‘Das Verbrechern auf Schloss Ehrenfeld’ ter keuring aangeboden werd was ter verdediging aangevoerd dat Engelstalige films minder in de weg gelegd werd en de detective in deze film toch een Engelsman was. Het vermocht de keuringsinstantie niet te vermurwen. Zij oordeelde dat er een scheef beeld geschetst werd van het Duitsche landleven. De keurders meenden dat een gelijksoortige film, met Duitse personages, die zich afspeelde in een Engelse cottage zeker ook door de Engelse filmkeuring verboden zou worden.
Wie het laatst lacht…..
Van Schevichaven woonde de opnamen van zijn film in Duitsland bij. Het verbod om de film te vertonen aan jeugdige kijkers stond hem natuurlijk niet aan. In zijn jongensboek ‘Jan Brummel’s leertijd’(1923) komt van Schevichaven terug op zijn filmavontuur in Duitsland.Terwijl de Duitsers zich druk maakten om de jeugdige bioscoopbezoeker te beschermen tegen een verkeerd beeld van hypnose geeft van Schevichaven in zijn boek deze jongeren een lesje in politieke kritiek.Niet het moeizame touwtrekken om toestemming te krijgen van de Duitse filmkeurig verwerkt Schevichaven in dit boek. Het lijkt erop dat hij in dit boek wilde zeggen dat de Duitsers zich zo vlak na de eerste wereldoorlog beter met belangrijker zaken konden bezighouden dan over het gebruik van hypnose in de bioscoopfilm.Centraal in het verhaal staat de arbeidsmoraal en de werkgelegenheid. De hoofdpersoon, Jan Brummel, wordt weliswaar van de HBS weggestuurd en raakt al gauw zijn baantje als liftjongen kwijt maar heeft desondanks zijn hart op de goede plaats. Door een gelukkig toeval krijgt hij werk bij de filmmaatschappij F.O.O.(Film Onderneming Odijk) van het echtpaar Odijk en reist hij mee naar Duitsland waar de opnamen plaatsvinden.
Wanneer Jan en zijn nieuwe werkgever in het treinstation te Hanover zich even vertreden geeft van Schevichaven de Duitse politici een paar vegen uit de pan::”Weet je wat mij hier nu het meeste opvalt, Jan?”- zei meneer Odijk: ,,Dat er heelemaal geen militaire uniformen te zien zijn! Vroeger, vóór den wereldoorlog, krioelde het hier overal van soldaten en officieren. Nu zie je er geen enkelen! Voor jou is dat natuurlijk niets bizonders, omdat je vroeger nooit in Duitschland geweest bent. Maar voor òns, ouderen, is het iets, dat we niet zouden kunnen gelooven, als we het niet zagen!”,, ’t Is zoo toch maar ’n boel beter, meneer!”- zei Jan. ,,De menschen vechten nu niet meer!” ,,Ik wou, dat je de waarheid sprak, jongen!”- zei meneer Odijk. ,,Maar ik verzeker je, dat ze hier in Duitschland, ook met burgerpakjes aan, zich nog bèst op het vechten verstaan. De oorlog is wel uit, maar nu vechten ze onder elkander!”. ,,Wat dom, meneer!
Prof. Max Dessoir (1867-1947)En alsof Schevichaven wilde waarschuwen voor wat nog zou gaan komen laat hij het tweetal in het station een bekend acteur ontmoeten: ”Dit is meneer Adolf Hendriks”- zei de heer Odijk nu tot Jan. ,, Hij woont al acht jaar in Berlijn en heeft zich daar al een aardigen naam als tooneelspeler gemaakt! Hij treedt met groot succes op in treurspelen.” ,,Dat geloof ik niet!” zei Jan. ,,Zóó jong en reeds zóó wantrouwend!” - zuchtte meneer Hendriks met een droevig gezicht. En Jan – of hij wilde of niet – moest opnieuw lachen.”
Schevichaven wijst fijntjes op het kommervolle bestaan van de uit de oorlog teruggekomen militairen. In het boek laat Schevichaven één zijn beklag doen tegenover Jan :”Ïk ben officier geweest”- vervolgde de man. ,,Ik heb het ijzeren kruis. En, zooals ik, zijn er honderden van mijn kameraden! Eerst hebben we in den oorlog de hel meêgemaakt. En nu……nu zitten wij op de film-beurs, om te bedelen om ’n rolletje, waarmeê wij juist zooveel verdienen, dat we niet dood gaan!”De boodschap van Schevichaven is duidelijk: In ‘Jan Brummel’s Leertijd’ benadrukt hij hoeveel mensen er nodig zijn om een film te maken: honderd. En het zijn niet alleen Nederlanders die er een boterham verdienen: ook voor Duitsers is er werk aan de winkel. De hulp-regiseur en de hoofd-operateur zijn Duitsers. Dr. Malson is een Duits letterkundige die naam gemaakt heeft met een paar Duitse romans en de vertaling van Nederlandse boeken. Hij is bij de film betrokken als de President van de Schoonheidscommissie naar wiens aanwijzingen de decors gemaakt worden. En voor wie talent heeft en wil werken zit er toekomst in de film: door toedoen van Jan Brummel krijgt de onfortuinlijke oud officier de kans zich te bewijzen in een grotere rol met een hoger salaris.

Copyright Johan Eland

Terug naar de webwinkel van Antiquariaat Lilith

Geen opmerkingen: