maandag 16 maart 2009

Namen van hypnose en haar voorgangers

  • Eerzame vrouwen, meisjes en verwijfde mannen bedreigd.

Volgens Arend Fokke Simonsz is manipuleren een aan de magnetiseurs ontleend kunstwoord. Het betekent volgens hem: “.. met de hand betasten en rondom bevoelen;, welke den Magnetischen Slaap trachtten te doen onstaan, door middel van met de handen over de leden hunner Patiënten, naar zekeren bepaalden streek, zachtelijk te bewegen.
En hij had gelijk. De Leidse hoogleraar F.J.Voltelen trekt in 1791 in een redevoering fel van leer tegen het dierlijk magnetisme dat ook in Nederland dreigde vaste voet aan de grond te krijgen. Hij ziet vooral de eerzame vrouwen, meisjes en verwijfde mannen bedreigd en beschrijft hoe de in Rotterdam en Den Haag optredende Fransman Niphond dat bewerkstelligt: ”…Hij naamelijk, dien de kunstverrichting was toevertrouwd, plaatste zijne hand op de bovenbuikzijde, met de vingers gestrekt naar den navel, daalde vervolgens met deeze zijne hand, onder eene zachte drukking, neder langs den onderbuik, lendenen en liezen, en wreef of kittelde deeze deelen op die wijze, somtijds uuren lang, - eene bewerking die men manipulatie of betasting noemt.”
Een paar bladzijden verder verrijkt de criticaster van het magnetisme de Nederlandse taalschat met nog een nieuw woord: Hij schrijft:”…..Zij naamelijk die op eene behoorlijke wijze zijn gemagnetiseerd, (men vergunne mij voor eene nieuwe zaak een nieuw woord te gebruiken)”.

Voltelen gaat zelfs verder dan Fokke Simonsz. In een voetnoot schrijft hij: ‘Door het woord Manipulatie of betasting, in deeze Redevoering gebruikt, wordt, wel is waar, in de allereerste plaats en voornamenlijk verstaan die bestrijking of bevoeling, die den Lijder zelve plaatselijk aanraakt, doch echter niet uitgeslooten die bijzondere wijze, welke men naderhand in plaatze der eerste heeft ingevoerd, om de oppervlakte van ’t Lichaam zelve niet aanteraaken; eene geneeswijze, die, zo zij de natuurlijke gevoelens van een eerbaar gemoed zomtijds minder kwetst, aan den anderen kant een sterker bewijs schijnt opteleeveren van den rol, dien de verbeeldingskracht in dit alles speelt, gelijk bij het verslag van de leden der Academie te Parijs reeds te recht is aangemerkt.”

In de loop van de tijd krijgt de uitdrukking manipuleren een uitgesproken negatieve bijklank: een manipulator is iemand die met kunstgrepen een ander naar zijn hand zet. Los van de vraag of er aanleiding is gegeven tot deze verdachtmaking hebben vele wetenschappers om uiteenlopende redenen en met wisselend succes geprobeerd de naam van wat eens begon als animal magnétisme te veranderen. Sommigen ontkenden het bestaan van ‘t door F.A.Mesmer geopperde fluïdum. Anderen borduurden verder op Mesmer’s werk en bedachten nieuwe varianten en behandelwijzen.
Daarnaast waren er geneeskundigen die hun patiënten behandelden met magnetisme maar niet wilden worden geassocieerd met de kwakzalverij en het variété die steeds meer bedreven raakten in het gebruik van het magnetisme.

Al bij F.J.Voltelen (1791) zien we dat het dierlijk magnetisme en de kunstmatig opgewekte slaap gesplitst worden. Men spreekt dan naast magnetisme of magnetismus, van somnambulismus of magnetische slaap (Arend Fokke Simonsz). etc. Voltelen spreekt behalve van somnambulismus ook van ‘het wonderbaare der ‘desorganisatie’. Ook vindt het clairvoyance ofwel het ‘Klaarzien’ ingang. Het somnambulisme wordt later ook betiteld als ‘Magnetische slaap’ (Fokke Simonsz, 1814), ‘magnetische somnambulisme’ (P.J. van Wageningen, 1829) en suggestieve slaap (Reeling Brouwer 1899)
Terwijl Voltelen’s redevoering nog volop nagalmt begint in 1791 G.K.van Hogendorp zijn studie van het dierlijk magnetisme. Boven zijn aantekeningen zet hij met sierlijke letters “Magnetisme’.
In de periode 1812 tot 1824 is de Groninger school bestaande uit H.Wolthers; P.Hendriksz; C.de Waal & G.Bakker en v.d.Held erg actief.. Ze is sterk op Duitsland georiënteerd en spreekt consequent van ‘animalisch magnetismus’. Tot navolging leidt dit echter niet.
De tegenstanders van de vinding van Mesmer (Voltelen, Veirac, Bake, Bilderdijk en Da Costa spreken over dierlijk magnetismus en somnambulismus. Bilderdijk die eigenlijk wil spreken van ‘possessie’ gebruikt ook het woord ‘mesmerianismus’. Waarschijnlijk kiezen zij voor een Duitse afleiding als uiting van hun afkeer voor de Franse bezetter.

Braidism & hypnotism 1842
Als de Schot James Braid het dierlijk magnetisme onderzoekt komt hij tot de conclusie dat het door de magnetiseurs geclaimde fluïdum niet bestaat. Braid stelt vast dat de trance veroorzaakt wordt door suggestie en verwant is aan de gewone slaap. Om een duidelijk onderscheid te maken tussen het dierlijk magnetisme en de door hem vastgestelde verschijnselen wil Braid uitgaan van de naam neurypnology en gebruikt de term hypnotism.
Hij schrijft in juli 1842 een artikel voor een bijeenkomst van de British Association in Manchester waarin hij de naam neuro-hypnotism gebruikt.
Dus in tegenstelling tot wat algemeen wordt beweerd is het niet zijn boek ‘Neurypnology or the rationale of nervous sleep considered in relation with animal magnetism’ (1843) maar dit geschrift waarmee Braid de term hypnotism introduceert.
Wel doet hij in ‘Neurypnology’, dat een uitwerking is van het artikel van 1842, verslag van zijn overwegingen die tot de naam hypnotism hebben geleidt.
Overigens gebruikt Braid later de termen monodeism (1847) en voor het somnambulisme bedenkt hij het double consciousness.
In 1892 evalueert Sinnett in zijn ‘The Rationale of Mesmerism’de wijze waarop Braid de term hypnotism heeft ingevoerd.’ Hypnose is één maar mesmerisme is wat anders betoogt hij. Wie over hypnose praat heeft het over wat anders dan de verschijnselen van het mesmerisme. Bovendien vindt Sinnett dat Braid zich wat meer mag realiseren dat hij schatplichtig is aan Mesmer en M.Bertrand en Abbé Faria.
Het later gebruik in vooral Frankrijk van de term ‘Braidism’ (Dupuny, 1860 ; J.P.Durand (pseudoniem van A.J.P.Philips,1860; D.H.Tuke 1872; J.P.Durand de Gros, 1894; D.G.Delgado, 1907. heeft nooit brede steun verworven.

Sommeil lucide (Abbé de Faria. (1756-1819).
Hoewel Braid algemeen wordt aangewezen als de grondlegger van de moderne hypnose kunnen we niet voorbij gaan aan de activiteiten en denkbeelden van Abbé José-Custodio de Faria. (1756-1819). In openbare voorstellingen brengt hij mensen in slaap en geeft hen posthypnotische opdrachten. Hij laat hen allerlei proeven met smaak, geur en visuele hallucinaties ondergaan. De Faria hecht geen geloof aan theorieën die dit alles verklaren met magnetisme. Ook zegt hij geen speciale gaven te hebben. Om zich te onderscheiden van deze in zijn ogen foute leerstellingen bedenkt de Faria een nieuwe terminologie. Hij stelt voor de somnambules ‘époptes’ te noemen, de magnetische staat moet dan ‘sommeil lucide’ genoemd worden en het proces van magnetiseren ‘concentration’. De magnetiseur heet derhalve concentrateur en het magnetiseren ‘concentrer. Onder ‘concentrer’ verstaat de Faria een naar binnen gericht bewustzijn, onwetend van wat de zintuigen waarnemen. Met deze opvatting en de grote rol die de suggestie speelde in het optreden van de Faria kan hij gezien worden als een belangrijke voorloper van de latere school van Nancy.

Psycodunamy’. Th. Leger (1846)
Onwetend van wat Braid in Engeland bezighoud schrijft in Amerika vrijwel tegelijkertijd Leger zijn boek ‘Animal magnetism; or psycodunamy. (1846). Hij is ook niet gelukkig met de naam ‘animal magnetism’ en stelt voor om die te vervangen door Psycodunamy of kortweg dunamy. ‘Deze naam heb ik afgeleid van het Griekse woord voor geest/ziel en kracht’ aldus Leger en betekent derhalve ‘Mentale kracht’. Bij dunamy hoort het werkwoord to dunamise en de magnetiseur heet voortaan dunamiser, verklaard Leger die benadrukt dat het woord ; psycodunamy’ precies definieert waar het om gaat: nl dat mensen de kracht bezitten om met de geest invloed uit te oefenen op hun lichaam.

Mental or Animal Electricity
Natuurlijk heeft Leger ook gekeken naar de namen die anderen voorstelden maar geen daarvan kan volgens hem door de beugel. Zo is er de Mental or Animal Electricity van J.H.D.Petetin (1805) en Dr. Pigeaire (1839) et al. Leger wijst die af om dezelfde reden waarom hij Animal Magnetism niet ziet zitten: Hij meent dat zowel het animal magnetism als de animal electricity terug te voeren zijn op hetzelfde fluïde-idee waarvan hij het bestaan sterk betwijfeld en nooit een materieel bewijs gezien had. Ook ‘Mesmerism’ dat wordt voorgesteld door o.a. Elliotson en Hare Townsend wijst Leger af. Zij is misschien wel de meest foute naam, meent hij. Ten eerste is er nog nooit een wetenschap genoemd naar een man en ten tweede vraagt Leger zich af wat Mesmer eigenlijk het recht geeft om aanspraak te maken op die eer? Hij is niet eens de uitvinder van het praktische deel van het magnetisme dat immers al veel ouder is. Ook de door Mesmer voorgestelde theorie heeft hij niet zelf bedacht. Bovendien zit ze vol fouten waardoor ze eerder een rem op de vooruitgang is geweest dan dat ze iets goeds heeft voortgebracht.
Bovendien heeft Mesmer nooit gesproken over de verschijnselen die nu juist de wetenschappers zo bezighouden. Al met al is er van Mesmer’s leer niks overgebleven dus waarom zouden we onze wetenschap Mesmerism noemen?
Ook het door Dr. Buchanan voorgestelde ‘Neurology’ vind Leger maar niks. Neurologie bestaat immers al als de studie van het zenuwstelsel. Door haar ten onrechte te gebruiken voor dit onderwerp is vragen om moeilijkheden.

Dan is er nog het ‘Pathetism’ van Laroy Sunderland. (1844). Hij doet eerder een poging om het eveneens in de belangstelling staande frenologie te combineren met het magnetisme en geeft zijn theorie de naam ‘phrenomagnetism’. Later verlaat hij die gedachte en beschrijft het magnetisme als ‘pathetism’. Ook fout, meent Leger. Op zijn zachts gezegd te algemeen. Haar Griekse oorsprong betekend immers ‘ziekte’ of ‘lijdend’ en dat wordt volgens Leger toch niet beoogt met de nieuwe wetenschap.
Rest nog Professor Grimes’ ’Etherology’. Grieks-etymologisch gezien betekent dit een behandeling met het meest fijne deel van de lucht. Omdat Leger het bestaan van het bedoelde fluïde afwijst heeft deze naam dus niks te maken met ‘ons onderwerp’.

Electrical psychology (1850)
Leger staat dus niet alleen in zijn kritiek op ‘magnetism’. Ook John Bovee Dods zoekt naar alternatieve namen en komt met de termen ‘Mental electricity’ en zelfs ‘spiritualism’. In zijn boek ‘The Philosophy of Electrical Psychology’. (1850, Crabtree 596) ziet hij daar weer van af en vertelt dat hij veel succes heeft met zijn ‘electrical psychology’. Deze behandelwijze gebruikt weliswaar ook Mesmer’s fluïde maar waar het magnetisme een leer is van sympathie is zijn ontdekking een leer van indrukken (Impressies). Dat houdt volgens Dods in dat in tegenstelling tot de gemagnetiseerde patiënt wiens zintuigen helemaal gebonden zijn aan die van de magnetiseur; de patiënt die behandeld wordt met Dod’s ‘Electrical Psychology’ zintuiglijk helemaal onafhankelijk blijft..
Op dit laatste heeft Braid weer kritiek. In zijn boek ‘Electrobiological phenomena Considered Physiologically and Psychologically’.(1851) laat hij weten dat het bij beiden gaat om dezelfde verschijnselen en het allemaal vormen van ‘hypnotism’ zijn.

Samuel Underhill (1868)
Na 30 jaar het animal magnetisme beoefend te hebben en het eerste Amerikaanse tijdschrift over het magnetisme te hebben uitgegeven maakt Samuel Underhill in zijn boek ‘Underhill on Mesmerism’de balans op. Ook hij heeft in de loop van de tijd talloze alternatieven voor dezelfde verschijnselen gezien. Mét Leger wijst Underhill Sunderland’s ‘Pathetism’, Dr.Braid’s ‘hypnotism’, en Dr.Dodd’s ‘ electrical Psychology’ af. Ook Burr’s ‘Biology’,. vindt in zijn ogen geen genade.

Over de hele wereld is gezocht naar een betere benaming voor Mesmer’s leer en toepassing. Langzaam maar zeker groeit men toe naar het hedendaagse hypnose.. Dankzij P.de Koningh maakt rond 1855 de (electro-)_biologie in Nederland even opgang. In die tijd komt ook het spiritisme op. Dat claimt het oude (mesmeristische) magnetisme, de clairvoyance en andere ‘bijproducten’ tegenover het opkomende hypnotisme. Ongetwijfeld heeft deze tweedeling bijgedragen aan een verdere studie van ‘suggestie-hypnose’. In dit licht moeten we de publicaties zien van Frederik van Eeden. Hij gebruikt in Nederland in 1886 voor het eerst de naam ‘hypnotismus’. In december van dat jaar publiceert van Eeden in de Gids zijn ‘Hypnotisme en de wonderen’. In de derde druk van de reeks studies schrijft hij in een voetnoot dat het: :” Zaak is, dat tegenwoordig alle magische toestanden eenvoudig hypnotische toestanden genoemd worden. Hypnotisme is een verkeerd woord dat als generalen titel diende voor de meest verschillende dingen, die men in den laatsten tijd eerst beter uiteen gaat houden. Alleen suggestie is een goed-gedefinieerd woord, hypnose ,, gesuggereerde slaap” – eveneens. (1890)”. In de ’Studies , ‘Eerste reeks’ is ook de lezing “De spiritistische verschijnselen” opgenomen die van Eeden op 17 april 1890 hield voor het Haarlemse genootschap “Oefening en Wetenschap”. Daarin gebruikt hij voor het eerst. ‘Hypnose’. Nog een poosje worden beide termen door elkaar gebruikt maar langzaamaan wint de hypnose veld in zowel wetenschappelijke kringen als in het vele proza. Na 1910 gebruiken bijna alle serieuze onderzoekers ‘Hypnose’.

Baron D’Henin de Cuvillers. (1755-1841)
Deze lange weg van Magnétisme animal’ tot ‘hypnose’ had aanmerkelijk bekort kunnen worden als men meer belangstelling had getoond voor de uitgebreide betogen van Baron D’Henin de Cuvillers.
Kennelijk zit de naamgeving van het magnetisme hem hoog want al in de eerste nummers (1820 en een vervolg in 1823) van het door hem opgerichte ‘Archives du Magnétisme animal’ beschrijft hij uitgebreid een aantal alternatieven. Hij heeft het over onder meer Rabdomancie, Aimant animal, Thaumaturge en psychologie. Ook het door ‘Un fameux magnétiseur’ (De Faria) voorgestelde ‘Epopte’ wordt besproken.
Echt spannend wordt het als de Culvillers een aantal woorden met het voorvoegsel ‘hypno’ aanvoert. Aan bod komen onder meer Hypnobate (slaap & wandelen) voor het somnambulisme , Hypnoscope (slaapkijken), hypnomancie, hypnologie, hypnotique.
D’Henin de Cuvillers. werkt zijn gedachten over de naamgeving verder uit in zijn boek ‘Le magnétisme animal retrouve dans l’antiquite’(1921). Maar liefst 312 woorden met het voorvoegsel ‘hypno’ worden door de baron tegen het licht gehouden. Daaronder zijn hypnotique, hypnotiste en hypnotisme

Overigens speelde het probleem van de naamgeving al ver voordat Mesmer zijn theorie bekendmaakte. Al in de oudheid spreekt Pausanias er uitvoerig over (Lib. VII, cap. XXI) De Ouden kenden het magnetisme zo goed dat zij die het tot aan de middeleeuwen met behulp van spiegels beoefenden specularii noemden. Nadat het een poos lang het geheim van goochelaars was geweest onderzoekt Pater Kircher het magnetisme weer serieus en geeft het de naam actinobolisme.

Bronnen
J.Braid, Neurypnology or the rationale of nervous sleep considered in relation with animal magnetism’ (1843)
J.H.D.Petetin, Electricité animal, prouvée par la découverte des phénomènes et moraux de la catalepsie hystérique, et de ses variétés ; et par les bons effets de électricité artificielle dans le traitmt de ces maladies.(1805)
M.A.Gravitz & M.I.Gerton, Origins of the term hypnotism prior to Braid.. American Journal of Clinical Hypnosis, vol.27, Number 2, October 1984.
J.Pigeaire, Puissance de l’électricité animale, ou, du magnétisme vital et de ses rapports avec la physique, la physiologie et la médecine.(1839)
Arend Fokke Simonsz in 1808,(1) (Doctor Gall en Doctor Faust of de Groote omwenteling op aarde.
1784 Franklin rapport: magnétisme animal
1791 ,, vertaling door H.A.Bake die bekendmaakte dit te doen als waarschuwing tegen het: Dierlijk magnetismus
1791 F. van Voltelen de magnetismo animali door J.Veirac, ook een tegenstander vertaald in: Dierlijk magnetismus
1791 De eerste aantekeningen van G.K.van Hogendorp schrijft ‘Magnetisme’.
1791 In een berichtje schrijft de Algemeene Konst- en Letterbode over de ‘Mesmeriaansche betasting.”
1792 Een reactie op de redevoeing van v. Voltelen schrijft over ‘dierlijk magnetisme.’
1813 H.Wolthers; P.Hendriksz; C.de Waal & G.Bakker spreken van ‘animalisch magnetismus’
1813 Kluge
1814 H.Wolthers; P.Hendriksz; C.de Waal & G.Bakker spreken van ‘animalisch magnetismus’
1814 Fokke Simonsz: magnetische slaap en dierlijk magnetismus
1814 A.Beeler schrijft over ‘dierlijk magnetismus’.
1815/1833 : Bilderdijk / I. da Costa : dierlijk magnetismus
1816 NN De geheimen der magnetiseurs en somnambules ontmaskerd voor weldenkende en deugdgezinde menschen
1816 De dankbare dominee A.N. van Pelecom draagt een gedicht voor aan zijn behandelaar a.Beeler: uiteraard over het ‘Magnetismus’.
1816 v.d. Held spreekt van ‘animalisch magnetismus’
1817 C.W.Hufeland: dierlijk magnetismus
1818 De vertaling van Deleuze’s ‘Magnétisme animal’ wordt ‘dierlijk magnetisme’.
1818 Vertaling van de Puysegurs’boek: dierlijk magnetismus
1819 H.Wolthers; P.Hendriksz; C.de Waal & G.Bakker spreken van ‘animalisch magnetismus’
I1823 I.da Costa: het Magnetismus
1823 H.Wolthers; P.Hendriksz; C.de Waal & G.Bakker spreken van ‘animalisch magnetismus’
1828 J.A.Uilkens Dierlijk magnetismus
1828 J.P.F. Deleuze boek wordt vertaald naar ‘Practisch onderrigt nopens het dierlijk magnetismus’. (Met een voorwoord van B.J.Meyer): dierlijk magnetismus
C.F,. v.d.Breggen Dierlijk magnetismus
1829 P.J.van Wageningen: Magnetische somnambulisme
1829 B.J.Meijer: dierlijk magnetismus en somnambulismus
1845 Ennemoser in vertaling: Het Magnetismus in verband met natuur en godsdienst
1851 (G.Gregory: Letters on animal magnetism wordt door e van Calcar vertaald in: Levensmagnetismus
1855 Dr.Duparc (in Onze Tijd) De electro-biologie, het somnambulisme, Mesmerisme en odylisme
1886 F.van Eeden: Hypnotisme en de wonderen
1888 F. van Eeden: De psychische geneeswijze
1889 Van Rentergem & van Eeden: (clinique de ) psychothérapie suggestive
1889 I.A.Hofelt: het hypnotisme in verband met het strafrecht.
1889 J.Kerlen hypnotisme
1890 Kerlen : hypnotisme
1891 van Renterghem: Hypnotisme, Suggestie Psychotherapie (Conform het origineel van Bernheim door v.Renterghem
1891 Riko: Handboek ter beoefening van het magnetisme, het hypnotisme, de suggestie biologie en aanverwante vakken..
1893 Riko in Spinx: over magnetisme en over de hypnotiseur A. de Jong
1894 F. van Eeden: Algemene therapie
1894 van Renterghem: Psycho-therapie (In Zeitschrift)
1898 van Renterghem: spontanem somnambulismus
1898 van Renterghem : Liebeault en zijne school
1899 Reeling Brouwer: (In de psychiatrische en Neurologische bladenJ Psychologie van den suggestieve slaap
1899 Bierens de Haan: Het vraagstuk der beteekenis van hypnose en suggestie voor de opvoeding
1900 Reeling Brouwer: de psychische geneeswijze
1900: D.Stigter: de suggestie in de hypnose als geneesmiddel
1900 Wijnaendts Francken (In boek Psychologische omtrekken) hypnose en suggestie
1902 Wijnaendts Franken: het Hypnotisme
1903 van Renterghem: Hypnose en suggestie als hulpmiddelen bij de opvoeding van kinderen
1904 van Renterghem: Kort begrip der psychische geneeswijze
1904 A.Aletrino: Hypnose
1904 Hudson
1907 :van Renterghem: La psychothérapie (dans ses differents modes)
1908 Renterghem & aca Hoffman: psychotherapie
1908 Pro & Contra Van Renterghem en A.C.A.Hoffman: Hypnotisme
1909 W.Q.Judge: Het hypnotisme en zijne gevaren
1911 W.Hilger/vertaald door vd Chijs/vRenterghem: Hypnose en de suggestie
1922 L.Deutmann : Magnetisme en occultisme
1926 S.Koster: Hypnose
??? Loewenfeld : Hypnose en kunst (Hollandia Baarn)


Copyright Johan Eland

Geen opmerkingen: