maandag 16 maart 2009

Over geleide dromen en migraine: Alice in Wonderland

ALICE IN WONDERLAND.
Een erkend migraineur was Lewis Carroll. Hij was een verlegen, teruggetrokken persoonlijkheid. Als wiskundige had Lewis te maken met wetmatigheden die hij in het sociale verkeer niet vond. Alleen met jonge meisjes kon hij goed overweg.Tijdens boottochtjes vertelde hij hen fantastische verhaaltjes. Op verzoek van eenvan hen schreef Carroll er een aantal op. Z'n beroemdste schepping werd 'Alice in wonderland'. Alice is een dromerig meisje dat in een konijnenhol kruipt, dan in een diepte tuimelt om daarna te belanden in een wondere wereld waar een vreemde logica geldt. De overlevering wil dat Carroll deze verhalen gedroomd heeft. Uit onderzoek blijkt dat droominhouden kunnen bijdragen aan het ontstaan van migraineaanvallen. De avonturen van Alice lijken die stelling te illustreren.

MIGRAINEUZE PERSOONLIJKHEID?
Een paar minuten lang stond de hele rechtszaal op zijn kop om de zevenslaper er uit te gooien en tegen de tijd dat iedereen weer tot bedaren was gekomen bleek de keukenmeid verdwenen. 'Geeft niet!' zei de koning, zichtbaar opgelucht.' Roep de volgende getuige.' En fluisterend voegde hij er tegen de koninging aan toe: 'Werkelijk lieve, jij moet de volgende getuige een kruisverhoor afnemen. Ik krijg er hoofdpijn van'.

FRUSTRATIE!
En als ze dan zijn kop van de flamingo naar beneden had geduwd en opnieuw wilde beginnen, bleek de egel zich tot haar ergenis te hebben uitgerold en was hij bezig weg te kruipen. Bovendien, welke kant ze de egel ook uitsloeg, altijd lag er wel een richel of een voor in de weg. En daar de dubbelgevouwen soldaten voortdurend opstonden en ergens anders heen liepen, kwam Alice al gauw tot de conclusie dat het inderdaad een heel moeilijk spel was. De spelers speelden allemaal tegelijk zonder op hun beurt te wachten, terwijl ze de hele tijd ruzie maakten en om de egels vochten. En binnen de kortste keren kreeg de koningin een woede-aanval en liep stampvoetend rond, elk ogenblik uitroepend:'Sla zijn hoofd eraf!" of 'Sla haar hoofd eraf!' Alice voelde zich steeds minder op haar gemak. Ze had weliswaar met de koningin nog geen ruzie gehad maar ze wist dat het elk ogenblik kon gebeuren.

ORAAL SADISTISCHE ELEMENT?
'En ik wou dat je niet steeds weer verscheen en verdween. Je maakt iemand helemaal duizelig.' 'Best' zei de kat. En deze keer verdween hij heel langzaam, beginnend bij het puntje van zijn staart en eindigend met zijn grijns, die nog een tijdje bleef hangen toen de rest al weg was. 'Toe maar! Ik heb vaak een kat zonder grijns gezien,' dacht Alice, ' maar een grijns zonder kat! Dat is het gekste wat ik ooit in mijn hele leven gezien heb!'

AGRESSOR OF SLACHTOFFER?
'Ik vind dat u eerst maar eens moet vertellen wie u bent.' 'Waarom?'zei de rups. Dit was weer zo'n raadselachtige vraag en omdat Alice geen goede reden kon bedenken en de rups in een nogal kwaaie bui scheen te zijn, liep ze weg. 'Kom terug!' riep de rups haar na. 'Ik heb je iets belangrijks te vertellen.' Dit klonk tenminste veelbelovend. Alice keerde zich om en kwam weer terug. 'Je moet je niet zo gauw kwaad laten maken,' zei de rups. 'Is dat alles?" zei Alice terwijl ze erg haar best deed om zich te beheersen.

ANDERE STRATEGIEEN NODIG?
'Nou, nu je het vraagt,' zei Alice die de draad kwijt was, Ik geloof niet-' 'Dan moet je je mond houden,'zei de hoedenmaker. Deze grofheid vond Alice toch wat al te kras. Diep verontwaardigd stond ze op en wandelde weg. De zevenslaper viel meteen in slaap en geen van de anderen nam enige notitie van haar vertrek, hoewel ze een paar keer omkeek, half in de hoop dat ze haar zouden terugroepen. Het laatste wat ze van hen zag was dat ze probeerden de zevenslaper in de theepot te stoppen.'Daar ga ik in elk geval nooit meer naar toe,'zei Alice.

KIP EN EI OF CIRKELFRUSTRATIE?
'Ik wou dat ik niet zo vreselijk had gehuild,'zei Alice, terwijl ze rondzwom om de kant te vinden.'Ik denk dat ik daarvoor nu word gestraft door in mijn eigen tranen te verdrinken. Dat zou te gek zijn, maar vandaag is alles gek.'

COGNITIEVE STRATEGIE MET RELAXATIE?
'Kletskoek!'zei Alice luid. 'Verbeeld je, eerst het vonnis!' 'Hou je mond!'zei de koningin die vuurrood werd. 'Ik hou mijn mond niet!'zei Alice. 'Sla haar hoofd eraf!'gilde de koningin zo hard ze kon. Niemand verroerde zich. 'Wat kunnen jullie mij schelen!' zei Alice (ze had nu haar eigen lengte terug).'Jullie zijn niets anders dan een spel kaarten!' Hierop verhief het hele spel kaarten zich in de lucht en vloog op haar af. Ze gaf een gilletje, half uit angst en half uit boosheid, probeerde ze weg te slaan en merkte dat ze aan de waterkant lag met haar hoofd in de schoot van haar zusje, die zachtjes een paar dorre bladeren wegstreek die van de bomen op haar gezicht waren neergedwarreld. 'Wordt wakker, lieve Alice!' zei haar zusje.'Zeg wat heb jij lang geslapen.'

FRUSTRATIE IN WONDERLAND

SLAAP LEKKER!
Een afgezaagde vinger en een werknemer die, bedolven onder een stapel balken, eenpijnlijke dood sterft waren enkele ingredienten van een film overfabrieksongevallen. Deze ijzingwekkende beelden kregen proef- personen te zien vlakvoordat ze in het slaaplaboratorium naar bed gingen en direct na hun ontwaken.Beide keren werd hen gevraagd hoe erg ze het vertoonde vonden.
Het experiment werd uitgebreid door aan de helft van de mensen tijdens hun REM-slaap het geluid van de film te laten horen. Iedereen maakte een uitgebreid verslag van zijn dromen. Daaruit bleek dat degenen die 's nachts het geluid gehoord hadden meer voorvallen uit de film beleefd hadden. Opmerkelijk was bovendien dat die proefpersonen de tweede vertoning bij het opstaan schokkender vonden dan zij die er minder over gedroomd hadden. Dit experiment ondersteunt de gedachte dat dromen niet altijd heilzaam zijn maar integendeel ook problemen kunnen veroorzaken.

NACHTMERRIES EN NIGHT TERRORS
Natuurlijk zijn spontane dromen, en vooral angstdromen in dit kader belangrijk.Van Linden van den Heuvell en Emmelkamp maakten een literatuuroverzicht van etiologie en behandeling van nachtmerries en night terrors. Ze verdelen angstigedromen in nachtmerries en nightterrors. Night terrors zijn perioden van extremeangst en paniek, waarbij vaak luid geschreeuwd wordt, en de persoon hevig beweegt. Doorgaans is een night terror tot enige minuten beperkt. De meeste night terrors treden op in de eerste paar uur van de slaap, in slaapfase 3 en 4. Night terrorskunnen gepaard gaan met slaapwandelen. Vaak bestaat er geen herinnering van dedroominhoud. Nachtmerries kenmerken zich door minder geluid en beweging en vindenplaats in de REM-periode. De slaper herinnert zich meestal wel de droominhoud. Zij kunnen op hun beurt weer onderverdeeld worden in angstdromen die ontstaan zijn naeen traumatische gebeurtenis (zoals bij een post-traumatische stressstoornis ,PTS)en nachtmerries die dat niet zijn. Bij deze laatste is er geen sprake van terugkerende, min of meer, stereotype dromen. Wel kunnen thema's frequent voorkomen zoals bedreigd en achtervolgd worden, angst om dood te gaan,angt om te vallen of hulpeloosheid. De auteurs merken op dat patienten met angstsoornissen ook regelmatig nachtmerries rapporteren. De droominhoud is dan vaak verwant aan situaties waar ze in het dagelijks leven angstig voor zijn. (Bv.'opgesloten zitten' bij een liftfobica; 'uitgelachen worden' bij een sociale fobicus; 'besmetworden' bij een patient met een dwangstoornis.) Dergelijke nachtmerries lijken volgens de auteurs het meest op PTS-nachtmerries. Hun ervaring is dat als de fobie of dwangstoornis verdwenen is de nachtmerrie vanzelf verdwijnt. Zij zien in diegevallen dus ook geen aanleiding om met de behandeling van de nachtmerrie te beginnen.
Niet te verwaarlozen factoren migraineuze persoon die de droominhoud beinvloeden zijn dus de persoonlijkheid van de slaper en diens eventuele neurotische klachten.De slaper gebruikt bij de opbouw en invulling van zijn droom zijn persoonlijkesymboliek. Ook z'n psychische onvolkomenheden brengt hij mee in zijn droom en hijmoet met zijn beperkte copingskills zijn droom- problemen zien op te lossen.Dagresten vormen vaak het decor waarin de slaper zijn frustraties te lijf moetgaan. Zo beschouwd dienen dromen als trainingen van de coping-skills. Soms traintiemand een ondeugdelijke talent.Waar dat toe kan leiden blijkt uit een onderzoek van Harold Levitan. Uit eerder onderzoek van Dexter en Weitman (1970) en Hsu et al (1978) concludeerde hij dat ersterke aanwijzingen zijn dat nachtelijke migraineaanvallen beginnen tijdens of kort na een REM-periode. Levitan wilde verder gaan dan dit biologische aspect enwas benieuwd naar een mogelijke samenhang tussen de inhoud van dromen en het ontstaan van een migraine-aanval. Hij meende dat zulk onderzoek daarom zo belangrijk is omdat droomsymptomen die voorkomen bij syndromen als migraine, een ongeevenaarde mogelijkheid verschaffen om vast te stellen wat de preciese samenstelling is van de psychologische invloeden die vooraf gaan aan eenmigraineaanval.Levitan neemt aan dat die psychologische factoren bijdragen aan het ontstaan van de migraine. Voor zijn migraine-droom onderzoek ging Levitan aan de slag met 23 goed onthouden dromen die alle uitgemond waren in een migraineaanval.Daarvan kreeg hij er 17 van door hem behandelde patienten. De overige nam hij over uit een studieverslag van Gutheil (1934). Ondanks enige overlapping bleek het mogelijk de dromen te verdelen in 6 catgorieen.
1.een type droom die overwegend bestaat uit angstgevoelens,
2.een type waarin voornamelijk frustratiegevoelens voorkomen,
3.dromen waarin vooral gevoelens van verlies de boventoon voeren,
4.Een droomsoort waarin men zich voornamelijk prettig voelt,
5.Een droomtype dat vooral opgebouwd. Opvallend groot is uit scenes met incest,
6.Een speciale categorie die gekenmerkt wordt door abnormaal grote wezens,
Opvallend was dat dromen met angst verreweg de grootste groep vormen. Enkelevoorbeelden van angstdromen zijn:
Van E.G. een 45 jarige vrouw: "Nazi-officieren zijn in mijn huis en zoeken naar geld....Ik zeg tegen mijn moeder dat ze hen 't geld moet geven omdat ze ons anders zullen vermoorden...Een Nazi officier begint metalen voorwerpen in de vorm van sterren naar me te gooien.... een andere officier zegt:'Je kunt haar op die manier doden', pakt een revolver en schiet op me. Ik ben erg bang... Ik hoor het pistool af gaan ... maar wordt wakker voordat de kogel me raakt...mijn hoofd bonkt van de hoofdpijn..."
Levitan vermeldt bij deze droom dat de vrouw in haar kindertijd vaak ooggetuige isgeweest bij huiszoekingen en ook gezien heeft hoe mensen in koelen bloede vermoord werden. Opmerkelijk is dat ze zich in de droom afbeeldt als slachtoffer terwijl zein werkelijkheid nooit direct bedreigd werd. Levitan wijst erop dat de vrouw vaker droomde over dit soort dingen, waarbij de scenes zich soms verder ontwikkelden zodat de kogel haar lichaam binnendrong of haar hoofd opblies. Belangrijk is echter dat die gevallen niet uitmondden in een migraineaanval. De onderzoeker concludeert daaruit dat het niet de 'dood' van haarzelf of iemand anders was diede migraine veroorzaakt maar de dreiging of het wachten erop.
Een andere droom van E.G "Ik ben in een scheepswrak....veel mensen zijn verdronken...Het is me gelukt mijn favoriete nicht te redden...als we wegzwemmen kijk ik om en zie dat de andere mensen opgegeten worden door zeemonsters.... de hoofden van de mensen zijn al in de bekken van de monsters...het is erg angstaanjagend...Dan wordt ik wakker met een verschrikkelijk kloppende hoofdpijn...."
Levitan: "Het orale sadistische element in deze droom is duidelijk. Interressant is dat 3 van de 23 dromen in deze serie zo'n onverbloemd oraal sadistisch element bevatten. oraalsadist Boeiend is bovendien dat de droom ook eindigde met migraine als ze dacht dat de nicht veilig was. Opnieuw was dus de dreiging van haar dood of die van een geliefd object, meer dan de 'daadwerkelijke' voltrekking ervan, oorzaak van de migraine".
Tot slot een droomvoorbeeld van frustratie van A.D. een 52-jarige vrouw:
"...mijn voormalige baas was op bezoek voor een diner....plotseling zakte hij in elkaar, viel opzij en gleed weg tot zijn hoofd op de tafel lag...mijn huisgenoot zei dat hij een hartaanval had en ik rende naar de telefoon om een ambulance te bellen.... De telefoniste vroeg naar mijn adres... ik kon de nul in mijn adres niet meer uitspreken...Uiteindelijk zei ik, enorm teleurgesteld, dat ik me vergist had... toen vroeg de telefoniste hoe je 'vier' moest spellen...ik wist het niet.... Ik voelde me meer en meer gefrusteerd wetend dat boven een man lag dood te gaan terwijl ik het adres niet kon zeggen.....ik werd wakker met een ernstige migraine....."
Levitan:"In deze droom wordt de dromer keer op keer gefrustreerd en toch wordt zeniet wakker. kennelijk kon de spanning die bij de frustratie hoort zo hoog oplopen dat een migraine aanval er op volgde" Een opvallend kenmerk van op een na alle dromen was de aanwezigheid van een krachtig negatief affect. Niet minder dan 14 van de 23 dromen die in migraine eindigden bevatten sterke angstgevoelens. De aanwezigheid van aanhoudend negatieve affecten in deze dromen tonen het falen aan van het defensiesysteem van de slaper, ontwaken niet uitgezonderd.Zoals we zagen bevatten sommige traumatische dromen scenes met de dromers eigendood die evenwel niet leiden tot migraineaanvallen. Misschien is de cruciale psychologische factor bij het ontstaan van een migraineaanval de aanwezigheid van een aanhoudend negatief affect meer nog dan de aanwezigheid van een afzonderlijk traumatische gebeurtenis. De 'dood' van de dromer kan in een droom zo vlug gebeuren dat het geen of slechts een klein effect sorteert. Aannemelijk is dat de aanwezigheid van zo'n affect in de droom het fysiologisch mechanisme in werking brengt dat tot migraine leidt. Toch lijken ook andere factoren dan de psychologische ontvankelijkheid vaak een rol te spelen want vaak kwam Levitan bijna identieke dromen tegen die niet leidden tot een aanval.
Levitan meent dat het belangrijk is deze pre-migraine-dromen te vergelijken metmet de pre-astmatische dromen die hij eerder (1983) onderzocht. Enerzijds waren beide groepen gelijk waar het ging in een hoog percentage dromen waarin de dromeris afgebeeld als slachtoffer van een agressieve daad (61% van de premigraine-dromen en 43% van de pre-astmadromen).
Anderzijds waren de twee groepen totaal verschillend als agressor gekeken werd naar het aantal dromen met scenes waarin de dromer uitgebeeld wordt als agressor.Dan blijkt dat 27% van de preastma-dromen en 0% van de premigraine dromen van dittype zijn. Levitan verklaart niet waarom aggressief optreden wel bijdraagt aan het ontstaan van astma en niet aan migraine. Tot slot wijst Levitan erop dat de meeste droomsituaties voorafgaande aan migraine veel intenser zijn dan waaksituaties waar migraine op volgt.
Migraine in waaktoestand ontstaat vaak als de persoon gefrustreerd of geprovoceerdis. Een paar van de premigraine droomsituaties betroffen inderdaad frustratie maarde meerderheid betreft heftige angst. Het is mogelijk dat dat de drempel voor migraine in waaksituatie hoger is dan in de droom zodat daar mildere emoties zijn.Ook is het, volgens Levitan, mogelijk dat de droom simpelweg meer en onverbloemder emoties toestaat die weliswaar ook overdag aanwezig zijn maar dan verduisterd worden door de complexiteit van het dagelijkse leven
Uit ander onderzoek blijkt dat er een relatie ligt tussen dromen en persoonlijkheidsstoornissen. Zo zijn daar de ervaringen met ernstige(psychotische)depressies.In de regel neemt de depressie aan het eind van de dag af. Gebleken is dat wanneer patienten enkele nachten wakker gehouden werden hun goede avondstemming in stand bleef. Ook is gebleken dat mensen die vanaf hun jeugd 9 uur of meer slapen, de extra tijd vooral besteden aan REM-slaap terwijl ze opvallend meer zorgen hebben.Ook spanningshoofdpijn die zich direct na het ontwaken aandient, zou haar oorsprong kunnen hebben in spanningen tijdens dromen. Verderop komt Koster met een treffend voorbeeld, al moet bedacht worden dat iemand niet per se angstig uit een droom hoeft te ontwaken; onmiddellijke amnesie is natuurlijk mogelijk terwijl ookhet gebruikelijk schreeuwen en bewegen bij sommige nachtmerries en night terror achterwege kunnen blijven. Deze stille angst maakt de diagnose uiteraard moeilijker.
Gelet op de relatie tussen slapen, dromen en hypnose is de vraag gerechtvaardigd of hypnose hier een bijdrage kan leveren.
In 1889 gaf Moll het volgende voorbeeld van opzettelijke droombeinvloeding.:"Vandaag zul je dromen dat je in Swinemunde bent; je wilt de Oostzee opgaan in eenboot men zes mensen. De boot zal omslaan en jij zult in het water vallen en wakker worden." Zijn proefpersoon droomde het tot in de details.
In 1911 was het Schroetter die door onderzoek vaststelde dat de droominhoud met behulp van hypnose kan worden beinvloed. Hij rapporteerde dat hij proefpersonen 'snachts kon laten dromen over onderwerpen die hij overdag tijdens een hypnotische trance had gesuggereerd. Overigens was het Schroetter niet te doen om de hypnose maar om de juistheid vast te stellen van Freuds bewering dat de in de psychoanalyse voorkomende symboliek, dezelfde is als in de 'koninklijke weg tothet onbewuste'.Later werd met meer geavanceerde techniek verfijnder onderzoek gedaan. Het werkvan Johann Martin Stoyva verdient nadere aandacht. Vooral dank zij het werk van Dement is de fysiologische kennis van slaap en droom enorm toegenomen. Met name de ontdekking van de Rapid Eye Movements ( REM) opende nieuw onderzoeksperspektief.Zo wilde Stoyva weten of de slaper, als hij droomt over een gesuggereerd onderwerp, dat alleen doet in de eerste REM-periode. Ook was hij benieuwd of het gesuggereerde materiaal een aparte scene vormde of dat het verweven wordt met de manifeste droominhoud.
Een ander punt waar de onderzoeker zich bijzonder voor interresseerde was gekoppeld aan de onderzoeksresultaten van Dement (1960). Door de registratie vande REM-slaap kon men vaststellen dat de droom zich voordoet tijdens die REM-perioden. Dement constateerde dat als hij slapers telkens aan het begin vanzo'n REM-periode wekte en ze daarmee van hun dagelijkse portie dromen beroofde, zeallerlei nare onthoudingsverschijnselen vertoonden. Kregen ze daarna echter de gelegenheid door te slapen dan leken ze hun REM-slaap te willen inhalen. Stoyvavroeg zich af of wellicht sprake was van een noodzaak tot dromen ofwel eennoodzaak voor dit type van fantasie-aktiviteit, mogelijk zoals de droomachtigehallucinaties die bereikt worden in een diepe hypnotische trance . Interressant zou vooral zijn om te weten of die droomachtige hallucinaties kunnen dienen alssubstituut van de REM-type droom.

HET ONDERZOEK
Op zoek naar het antwoord op de vraag of 'trance-dromen' wellicht de nachtelijkedroom zouden kunnen vervangen, deden de onderzoekers een interressante ontdekking.In de nachten waarvoor de slaper posthypnotische droomsuggesties had gekregen bleek de hoeveelheid REM-tijd sterk verminderd. In de 10 experimentele nachten wasde gemiddelde REM-tijd 5.2 minuten (tussen 2 tot 9.5 minuten) tegenover 21.4 minuten (12.5-34.5 minuten) in de controlenachten. Deze vondst intrigeerde Stoyvazo dat hij besloot alleen dit als uitgangspunt te nemen voor verder onderzoek. Hij wilde dit gegeven controleren met meer proefpersonen en uitzoeken wat het onderliggende psychologisch mechanisme is dat die REM-tijdverkorting teweegbrengt.
Stoyva koos 16 proefpersonen die allen in staat waren een eenvoudigeposthypnotische suggestie op te volgen en compleet posthypnotisch geheugenverlies te hebben voor de proeftrance-sessie. Ieder kreeg de benodigde EEG-apparatuur opgeplakt en mocht daarmee op bed gaan liggen. De trance-inductieprocedure hield voornamelijk progressieve spierontspanning in, gevolgd door de suggestie dat hij uitzonderlijk doezelig zou worden, dat hij alleen zou horen wat de experimentator zou zeggen en dat hij uiteindelijk in slaap zou vallen. Gemiddeld nam deze inductie tussen de vijf en tien minuten in beslag. Daarna volgden droomsuggesties zoals:Nu wil ik dat je goed luistert naar wat ik zeg. Je zult vannacht, in elke droom,dromen dat je 'in een boom klimt'.Je zult dit dromen in elke droom vannacht. Je zult alleen hiervan dromen- dat je in een boom klimt- En je zult dit alleen deze nacht dromen.(Dit laatste omdat sommige proefpersonen eerder hadden geklaagd datze nog lang na hun laboratoriumslaapjes over de gesuggereeerde onderwerpen hadden gedroomd.) Tot slot volgde suggesties voor amnesie voor de hele trance. Daarna werden de proefpersonen gereponeerd en mochten ze gewoon gaan slapen. De hele procedure nam zo'n 24 minuten in beslag.
Vervolgens werden de proefpersonen telkens kort na hun REM-slaap gewekt en gevraagd naar de inhoud van hun droom. Gekeken werd of die overeen kwam met de posthypnotische suggestie. Dit resulteerde in drie groepen. De grootste groep(7)wist 93% van zijn dromen te herinneren. Het percentage dromen dat overeen kwam metde suggestie beliep in deze groep van 71% tot 100%. De tweede groep (5) wist ook93 % dromen te herinneren en daarvan kwam 43% tot 57% overeen met de suggestie.Tot slot bleek groep 3 (4) 97% van de dromen te herinneren waarvan er 0% tot 33 %in overeenstemming was met de suggesties.
Dromen scoorden als overeenkomend met de posthypnotische suggestie als de slapereen droom rapporteerde waarin bv een zelfde of bijna eenzelfde figuur voorkomt.Over het algemeen bleek het duidelijk of de suggestie verwerkt was of niet.Alleen in groep 2 kwamen een paar (10%) twijfelgevallen voor. Zoals "Ik droomde dat ik een steentje in het water gooide" terwijl de suggestie was "Je zult vannacht in elke droom dromen van roeien." De zeven proefpersonen uit groep 1 rapporteerden meestal dromen over het zelfde algemene onderwerp. Hoewel er natuurlijk variaties waren op het basisthema, was de orginele suggestie altijd goed herkenbaar.
Enkele voorbeelden van dromen overeenkomstig de suggestie zijn: Droom-suggestie: Je zult in elke droom vannacht dromen dat je van een paard valt. Proefpersoon A.(gewekt 9 min. na 2e REM-periode):"Ik was in dat veld, het was donker;'t was nacht. Er was dat paard, en ik had een kolosaal mes en hakte er mee ,en hakte en ik hakte er op los. Het viel me aan (sic) en het wilde maar niet weg gaan! Ik haatte het! Ik weet niet waarom, waarom ik uberhaupt droom over paarden.Ik haat paarden. Ik durf niet eens vlakbij een paard te komen!"
Droomsuggestie:"je zult vannacht in elke droom dromen dat je in een boom klimt."
Proefpersoon B (eerste keer gewekt,2.5 min. na de 2e REM):"We maakten een uitstapje, ik weet niet waar we waren; we gingen door de BOSSEN. We marcheerden, marcheerden en marcheerden. Oh het was erg kleurrijk, heel erg. Dat is alles wat weet, ik denk dat de droom hier ophield."
Dezelfde proefpersoon B (tweede keer die nacht gewekt, 11 min na de 3e REMperiode).: Mmmmmmhhh,Ik loop,ik weet niet, met mensen. Ik zoek een plekje in de BOSSEN en dan klimmen we in een appelboom om een paar prachtige rijpe appels te plukken."
Proefleider:" Doet dit je soms denken aan een plaats waar je eerder bent geweest?" Proefpersoon B:" Ja thuis, weet je, de appelboomgaard die we hadden en de weilanden met koeien, heel schilderachtig."
Proefpersoon B.(derde en laatste keer die nacht, 24 min. na de 4e REM-periode):"Ik droomde over, ja wat was het ook al weer? (10 sec. pauze) Egypte, mijn geliefd Egypte. Ik bracht mensen naar een tombe in Opper-Egypte. En we waren aan het zoeken naar schaduw, schaduw- we konden niks vinden. Toen nam ik ze naar binnen in een van de konings-tomben zodat we de grote hitte konden ontvluchten. Het was een lange reis langs de Nijl en we waren erg dorstig. We zochten naar schaduw maar vonden niets. BOMEN waren er erg schaars dus we bezochten ondertussen enkele tombes om aan de ergste hitte te ontsnappen. Ik toonde ze een paar mooie schilderijen in de koningstombe. Oh de droom was nog niet afgelopen."
Tot slot een droom die niet gerekend werd tot de gesuggereerde dromen.
Droomsuggestie:"Je zult vannacht in elke droom dromen dat je in een rivier zwemt."
Proefpersoon C.(gewekt 8 min. na REM-periode 3):" Ik was een proef aan het nemen.Het leek erg veel op het invullen van het formulier, hier vannacht. Jij was er ook. Al mijn EEG-draden waren in de war."

NOG MINDER REM
De veronderstelling dat mensen gesuggereerd konden worden om over bepaalde onderwerpen te dromen bleek juist. Sterker nog, als ze daartoe instrukties kregen,bleken proefpersonen in staat dat in elke REM-periode te doen. Het onderwerp blijkt niet als een afzonderlijk scene gedroomd te worden maar wordt opgenomen inde context van de manifeste droom. Ook bleek dat als er gedroomd wordt van een gesuggereerd onderwerp de REM-tijd afneemt. Daarmee was bewezen dat het mogelijkis om met verbale stimulansen voor het slapen gaan niet alleen de droominhoud maarook de lengte van de REM-periode te beinvloeden. Opmerkelijk was ook de volgende vondst van Stoyva.Tot nu toe had hij de slapers suggesties gegeven die uit een enkel element bestonden zoals in een boom klimmen of van een paard vallen. Maar wat zou er gebeuren als ze suggesties zouden krijgen die meervoudig samengesteld waren. Dit beproefde de onderzoeker bij 5 personen en hij mat gedurende de eerste 3.5 uur van hun slaap de REM-perioden op. Dat resulteerde er in dat 4 van de 5 proefpersonen nog minder REM-slaap hadden dan bij enkele suggesties. Met andere woorden : Hoemeer elementen in de suggesties verwerkt worden hoe minder REM-slaap de proefpersoon had.
Charles Baudouin schreef al in 1920 dat het verloop van een droom met alleen suggestie beinvloed kan worden en dat we soms kunnen ontwaken met het antwoord opeen vraag die we overdag formuleerden. In 1966 deden Barber en Hahn een onderzoek dat deze stelling lijkt te steunen.Ze gaven 2 willekeurig samengestelde groepen (A en B) vrouwen motiverende instrukties om 's nacht te dromen over een speciaal onderwerp ("Ik wil dat je probeert.... zo goed als je kunt... te denken en te dromen over het gesuggereerde onderwerp gedurende de hele nacht..). Groep A kreeg een standaard hypnoseinductie vlak voordat ze de suggesties kreeg. Groep B. moest het zonder die inductie stellen. Twee andere groepen (C. en D.) kregen gebiedende suggesties om de hele nacht te dromen over het speciale onderwerp.(Je moet... denken aan en dromen van het gesuggereerde onderwerp gedurende de hele nacht...). Groep C kreeg deze onvoorwaardelijke suggesties tegelijk met een hypnoseinductie. Groep D daarentegen kreeg geen hypnose. Direct na de motiverende of gebiedende suggesties gingen alle proefpersonen slapen.Onmiddellijk na de REM-registratie werden ze gewekt en gevraagd naar hun dromen en gedachten. De percentages van de totale hoeveelheid dromen die correspondeerden met het gesuggereerde onderwerp waren 22% (A), 50% (B), 23% (C), 21% (D). Barberen Hahn concluderen hieruit dat a. motiverende instrukties om te dromen over eenbepaald onderwerp effectiever zijn zonder hypnose. Daar staat volgens hen tegenover dat gebiedende suggesties om te dromen over een speciaal onderwerp eveneffectief zijn zonder als met hypnose.

MAANDAGKORST
Delboeuf onderscheidde naast de kunstmatig opgeroepen dromen met zenuwstimulatieen met associatie van ideeen, de gesuggereerde droom. Hij meende dat vooral de overgangsfase tussen slapen en waken het beste moment voor de suggestie is.Belangrijk is zijn bewering dat veel zenuwaandoeningen en geestesziekten juist opdat tijdstip door natuurlijke suggestie kunnen ontstaan en zich vervolgens ontwikkelen als posthypnotische suggesties. Veel onderzoekers van het eerste uur waarschuwen daarom tegen het geven van absurde autosuggesties. Moll:"Wie dat toch doet om zichzelf te amuseren of zijn nieuwsgierigheid te bevredigen moet nietv er baasd zijn als hij daarmee narigheid veroorzaakt."Om meer dan financiele redenen zag Freud zijn patienten zesmaal per week. Hij envele volgelingen meenden dat de continuiteit en intensiteit van de therapieverzekerd moesten zijn. "Zelfs de onderbreking van de zondag heeft haar prijs"schreef hij, " en daarom spreken analisten gekscherend over de 'maandagkorst'".Uit o.a. het onderzoek van Stoyva en van onderstaande gevalsbeschrijving mag geconcludeerd worden dat de REM-perioden ook gebruikt kunnen worden alstrainingsgelegenheid van ongewenste vaardigheden of voor het bevestigen van insufficiente of angstgevoelens.
Dit werpt een ander licht op verschijnselen als maandagkorst en therapiemoeheid. 4tot 6 droomperioden leveren per nacht meer dan 1,5 uur 'tegentherapie' op.Daartegen steekt het wekelijkse of soms zelfs maandelijkse uurtje therapie schrilaf! Alleszins de moeite waard om uit te zoeken of deze natuurlijke trainingsfaciliteit benut kan worden. Een birds eye-view boven de literatuur vande afgelopen 100 jaar levert de volgende visies op het gebruik van dromen op.

DISCUSSIE EN NATTE LAKENS
Bij zo'n inventarisatie komt al snel discussie over de vraag of hypnotische dromen hetzelfde zijn als spontane nachtelijke dromen. Barber bv. vindt van niet. Hijzegt dat in de experimentele omgeving de hypnotische dromen meestal kort zijn en weinig droomarbeid vertonen. Hij denkt daarom dat het imaginaties zijn die de slaper dromen noemt om de therapeut te plezieren. Erickson daartentegen opperded at het woord dromen juist een onbewust proces start dat dromen stimuleert. Weer anderen zoals Leveton doen niet moeilijk en betitelen alle ervaringen tijdens de slaap (gedachten, beelden met of zonder droomarbeid) als dromen. Leveton zitdaarmee eigelijk op een lijn met Jung die twee vormen van denken onderscheidde nl.direct denken en dromen of fantaserend dromen.
In weerwil van de resultaten met de REM-metingen en EEG-metingen waren O'Brien en zijn collega's niet overtuigd dat de droominhoud ook werkelijk tijdens de nachtelijke slaap geproduceerd wordt. De onderzoeker is daarvoor helemaal afhankelijk van het verbale rapport van de proefpersoon. Volgens O'Brien en dezijnen is het heel goed denkbaar dat die, omwille van het experiment, zijn 'droom'kort na het ontwaken gefantaseerd heeft. Om daar achter te komen bedachten ze een inventief experiment.Drie mannelijke proefpersonen die hoog scoorden op de Standford Hypnotic Susceptibility Scale Form C werd gevraagd of zij voorafgaande aan het experiment nachtelijke 'emissies' hadden gehad. Bij een was dat het geval binnen een maand daarvoor. De anderen noemdem een termijn van 2 jaar. De eerste sessie werd gebruikt om de proefpersonen diepgravend te ondervragen naar sexueel stimulerende gegevens. Het gevonden materiaal werd verwerkt in droom-suggesties waarin sexueel opwindende scenes de boventoon voerden. Ze kregen te horen dat ze een natte droom zouden krijgen en dat heel plezierig te zullen vinden. Een nadrukkelijk verbod op masturbatie werd ingebouwd. Een onderzoeks-assistent bleef in de buurt om daaroptoe te zien en mocht in de ochtend de lakens en nachtkleding nauwkeurigonderzoeken op spermasporen. Om ongewenste effecten zoals 't eerste nachteffect'te elimineren werd het experiment herhaald. Geen van de verbale rapporten van de proefpersonen noch hun lakens en pyama gaven enig indicatie van een nachtelijke emmissie. Wel hadden alle proefpersonen uitzondelijk goed geslapen!

ANALYSE VAN DROMEN
Veel auteurs (Wolberg, Rhodes, Koster, Meares, Hadfield) benadrukken vooral het belang van dromen voor de analyse daarvan. Het gaat hen daarbij om zowel gesuggereerde dromen als 'spontane' dromen, in zowel slaap als hypnotische trance.Vaak gaat het om het verkrijgen van droommateriaal om in trance of wakend te analyseren. Bij het beinvloeden van de droominhoud gaat men uit van de spontane droom.

GEDRAGSTHERAPIE IN HYPNOSE
Naast de analyse van droominhouden maken verschillende auteurs (Sanders, Frenchand Fromm, Sacerdote) gebruik van de mogelijkheid om tijdens de hypnotische trancedromen als probleemoplossende technieken te gebruiken. Overeenstemming is er overdat dit droomwerk beoogt een verzoening tot stand te brengen tussen een storende wens en een tegenovergestelde motivatie. Geleide hypnotische dromen zijn volgens de meeste auteurs daarom zo toepasselijk omdat de hypnotische trance andere manieren van denken met een alternatieve logica toestaat en zo de gelegenheidgeeft 'tegenstrijdige' ideeen te koppelen.
Sanders prijst de geleide hypnotische droom aan om patienten te helpen zichzelfeens mee te maken zonder zich hulpeloos, overweldigd en ongecontroleerd te voelen.Zij borduurt verder op de methode van Sacerdote die zijn patienten vroeg succesvolte dromen over een probleem en bracht meer struktuur aan in de werkwijze. Nadat de patient geleerd heeft te ontspannen in de hypnotische omgeving kan hij alternatieve zelfwaarneming doen in reactie op de geleide hypnotische droomsuggesties. Dit gekoppeld aan 1) opheldering van het probleem,2)bewustwording van blokkades, 3.) oplossingen van specifieke problemen en 4)bewustworden van eigen mogelijkheden. Bij Sacerdote wordt een serie geleide dromen helemaal gewijd aan de oplossing van een probleem. Sanders koppelt elke droom aaneen onafhankelijk doel zoals het verhelderen van realistische situaties, het herkennen van keuzemogelijkheden, het herkennen van wensen en het indentificeren van motivaties.

GEDRAGSTHERAPIE IN DE SLAAP
Robert Macnish (1801-1836) beweerde dat mensen zichzelf kunnen beschermen tegen akelige dromen en ze hun slaap kunnen controleren met gedachten. Janet 1897ontwikkelde een methode om de inhoud van vergeten angstdromen te weten te komen en die eventueel in postieve zin te beinvloeden met zijn substitutietechniek. Hilger(1911) vindt dat aan 'het opschrikken in den nacht' niet voorbijgegaan mag worden en beschrijft een geval waarin de combinatie nachtelijke angstaanvallen (pavornocturnus) en hoofdpijn voorkomt:" Een 11-jarig meisje had hoofdpijnen die zoo heftig waren, dat het kind op die dagen niet naar school kon. Met het verdwijnenvan het 's nachts opschrikken verdwenen ook de hoofdpijnen, en de moeder der patiente zag tot hare vreugde, dat het kind , als het ware geheel veranderd' was.Het werd rustiger in haar optreden, bovendien flinker en opgewekter." Hilger pleit ervoor om ook wanneer de stoornis van de slaap niet zo grof is toch te proberen de slaap te verbeteren. Vaak bleek hem dat enkele hypnotische behandelingen al genoeg waren.

OPBOUWENDE DROMEN
Hilgard en Hilgard meldden van Gardner dat hij een 11-jarige jongen met leukemie om de pijn te vergeten, leerde met zelfhypnose zichzelf prettige dromen te suggereren.Ook Koster schrijft dat het mogelijk is een patient in diepe hypnose te laten dromen hetzij vrij, hetzij over een bepaald onderwerp, :"of men kan de patient , als hij spontaan 's nachts niet of zeer weinig droomt, de posthypnotische suggestie geven, dat hij in zijn gewone slaap 's nachts zal gaan dromen over dingen die met zijn ziekte verband houden en dat hij zich in de volgende hypnose die dromen zal herinneren". Koster:"Vaak zal dit dan inderdaad zo gebeuren, als men maar krachtig genoeg en herhaaldelijk suggereert".Een variatie van Koster die bovenstaande vraag beantwoordt is dat men in plaatsvan een droom om te analyseren een opbouwende droom suggereert. Deze methode pastehij toe op een 34-jarige vrouw met enuresis nocturna die begonnen was nadat zeabortus had laten opwekken. "Ze kreeg toen hevige vloeingen en droomde sinds dienelke nacht, een paar jaren lang, dat zij weer vloeide. Zij voelde in haar droom het bloed langs haar benen gaan en was elke morgen dan kletsnat, doordat zij deurine had laten lopen. Als ze die droom eens niet had bleef ze droog. Koster suggereerde haar in hypnose, dat haar blaas sterker zou worden, en bovendien datzij nooit meer van die vloeingen zou dromen, maar rustig zou slapen en heerlijkdromen over mooie natuurtaferelen, die zij op vacantiereisjes gezien had". Intotaal behandelde Koster de vrouw 15 keer. De auteur meldt dat ze bij controle na8 maanden nog steeds droog bleef.Het suggereren van een nachtelijke droominhoud als training komt dus slechts sporadisch voor (Koster) en ook dan is het uitgangspunt de inhoud van de ongewenste 'spontane droom'.
Recenter is een verslag van O'Brien et al. Zij behandelden 9 slangen-fobici in 4sessies met systematische desensitisatie (SD) en vulden die aan met 5 sessieswaarin plezierige posthypnotische dromen over het fobie-object gesuggereerdwerden. Na afloop vergeleken de onderzoekers de resultaten met die van een groepfobici die alleen SD kreeg.
Om aan informatie te komen voor doeltreffende suggesties voor de posthypnotischeslangendromen werden de proefpersonen gevraagd naar o.a. de namen van vrienden enpartners, beschrijvingen van hun huis en tuin, en wie hun favoriete filmster was.Alle posthypnotische suggesties werden gegeven met totale amnesie. Slechts eenpersoon zou zich voortdurend de droomsuggesties herinneren.
Het materiaal voor de dromen werd geselecteerd op basis van het reciprokeinhibitiemodel (Wolpe, 1958). Seksuele en romantische beelden werden benadrukt omangst te temperen en intieme kenissen werden ingevoegd om een realistischeomgeving te bereiken. Ook andere stimulansen waarvan gebleken was dat zegeassocieerd werden met veiligheid werden toegevoegd. Om dezelfde reden werden inalle behalve de eerste sessie een bekende omgeving gesuggereerd. Enkele voorbeelden waren:
(Droom 2) 'Studievrienden' Je zit met een paar studievrienden en Jaap heeft een heel klein slangetje mee. Iedereen wil er even mee spelen en het gaat van Jannien naar Wim en dan naar Ellen. Niemand is bang van het slangetje en ook jij voelt geen angst. Als je vriendin Annette de slang doorgeeft aan jou zegt ze hoe schattig het is en gooit het vlak voor je neer en speelt er een minuutje mee. De slang is best aardig. Je neemt hem op en sluipt ermee naar ...(je beste vriend(in) en legt hem op zijn arm maar hij vindt dat niet erg. Het is een prachtige droom waarin iedereen plezier heeft met de tamme slang. Jullie zitten allemaal in het gras onder bomen te praten en voelen de warme zon en het koele gras en spelen met dat leuke kleine slangetje.
(Droom 5) 'De bruiloft' Het is je trouwdag en je bent ontzettend blij. De hele ceremonie gaat perfect evenals het feest dat na afloop volgt. Iedereen heeft een geweldige tijd en je voelt je overweldigd door plezier en het fijne gezelschap. Je ziet er fantastisch uit. Je kleding staat je goed en je bent overgelukkig met je echtgenote. Op het feest komen je vrienden Piet en Linda na het eten naar je toe. Piet heeft een kleine slang en vertelt je dat het een oude (Ierse) traditie is om de bruid een levende slang als huisdier te schenken. Je vindt de slang wel aardig dus pak je hem op en begint ermee te spelen. Je bent helemaal niet bang, want je bent zo blij met zulke fantastische vrienden als Piet en Linda. Het is werkelijk een leuke slang. Je doet hem in een doos om hem later samen met de andere cadeau's mee naar huis te nemen. Je gedachten dwalen daarna af naar je huwelijksnacht, de huwelijksreis en hoe gelukkkig je je voelt.
Elke suggestie eindigt met het benadrukken van de plezierige aard en delevendigheid van de droom. De proefpersonen kregen de instruktie dat dit de laastedroom in de ochtend zou zijn en dat die voorafgegaan zou worden door levendige en prettige dromen waarin elementen van de posthypnotische suggestie voorkwamen. Ookwerd ze gevraagd de dromen onmiddellijk na het ontwaken te noteren en ze devolgende sessie te rapporteren. De sesies vonden tweemaal per week plaats gedurend vijf weken. Vooraf en na afloop werden alle deelnemers testen afgenomen om hun angst en vermijdingsgedrag te meten.

RESULTATEN
Alle hypnose-proefpersonen rapporteerden op zijn minst een droom met de gesuggereerde inhoud. Drie deelnemers hadden een op de vijf dromen, twee anderen meldden 2 dromen en de overige twee droomden drie keer van de vijf over de gesuggereerde onderwerpen. De onderzoekers menen dat mensen vaker dromen dan ze zich kunnen herinneren. 7 van de 18 gerapporteerde dromen waren bijna letterlijke reprodukties van de suggesties terwijl 6 dromen essentiele fragmenten bevatten(slang en omgeving). Drie dromen speelden zich wel af in de gesuggereerde omgevingmaar de slang ontbrak in het verhaal. De laatste twee werden beschreven als nachtmerries.
De proefpersonen die naast de systematische desensitisatie ook de posthypnotische suggestie kregen bleken opvallend meer te verbeteren dan de groep slangenfobicidie alleen sd kregen. Zeven van de negen hypnose-personen kwamen zover dat ze in staat waren een levende zwarte ratelslang aan te raken. De twee overige die dat niet dorsten waren degenen die dromen gerapporteerd hadden waarin de slang niet voorkwam dan wel bedreigend was. Van de mensen die alleen met systematischede sensitisatie behandeld waren durfden slechts vier dat te doen. Ook kwalitatiefwaren er verschillen. Beide groepen zeiden dat hun angstvoor slangen was afgenomen maar de hypnose-groep had er minder moeite mee dat te tonen in een gedragstest. De hypnose-groep toonde minder angst en was meer genegen een slang daadwerkelijk vast te houden. Deze observaties bleken in overeenstemming metvermijdings-gedragstesten.
Hoewel er op het experiment nog wel wat is aan te merken, concluderen de onderzoekers dat deze techniek veelbelovend is en nuttig kan zijn als aanvulling op de systematische desensitisatie. De voordelen van nachtelijke dromen voor het oefenen of uitdoving van gedrag zijn volgens deze wetenschappers dat de droom eenmeer realistisch en emotionele betrokkenheid opleverd dan elke fantasie ofimaginatie van het fobie-object. O'Brien benadrukt dat hiermee een nuttige niet-bedreigende gedragstrainings- techniek kan worden ontwikkeld!
Uitgaande van hun indeling van nachtmerries en night terrors zochten Van Linden van den Heuvell en Emmelkamp naar gegevens over behandeling van de angstdromen.Hoewel geen goed gecontroleerd onderzoek gevonden werd bleek hen dat implosie regelmatig met succes werd toegepast op post-traumatische stress-nachtmerries.Hierbij is de bedoeling dat de patient zich de nachtmerrie voor geest haalt,waarbij de spanning maximaal wordt, totdat uiteindelijk uitdoving optreedt. Ook vonden ze een geval waarin gebruik gemaakt werd van hypnose. Toegepast werd'rehearsal met goede afloop, ook wel dream substitution genoemd. De hypnotisched room, nu met goede afloop, wordt een aantal keren herhaald onder zelfhypnose. De bedoeling is dat de patient controle krijgt over zijn hypnotische droom en, daarop aansluitend, over zijn nachtdromen. De onderzoekers noemen als voorbeeld denachtmerrie van een patient die droomde dat hij werd doodgeschoten door eensluipschutter; hij hoorde het schot en zag de kogel op hem afkomen. Onder hypnosewerd dit beeld veranderd: de kogel veranderde onderweg in een slagroomtaart,keerde als een boemerang terug naar de sluipschutter en trof hem vol in hetgezicht. Deze scene leidde tot grote hilariteit bij de patient. Zijn nachtmerriesverdwenen na een aantal zittingen".
De overige (niet-PTS) nachtmerries worden vooral bestreden met systematische desensitisatie. Night terrors zijn een vrijwel niet onderzocht fenomeen waarvan debestrijding voornamelijk met medicijnen gebeurd. De auteurs vermoeden dat voor nachtmerries andere, cognitief- gedrags-therapeutische, andere strategieen meergeschikt zijn zoals assertiviteitstraining, problem solving training en cognitieve therapie. Ze verwachten dat als de patient leert beter om te gaan met stress , een vermindering van de nachtmerries verwacht mag worden. Terecht wijzen zij er op dat mensen die hun leven lang last hebben van nachtmerries de inhoud daarvan 'freefloating' is. De inhoud daarvan is dus niet beperkt tot een of enkele specifiekedromen. Daarbij is het dus niet mogelijk om de droominhoud te gebruiken alsstimulus bij blootstellingstechnieken.

MENGVORMEN
Natuurlijk zijn ook allerlei mengvormen mogelijk. Araoz ontwikkelde de regiseurstechniek voor de behandeling van nachtmerries. De patient wordt in trancege suggereerd dat hij naar een bioscoop of een schouwburgvoorstelling zit te kijken en op die wijze het verloop van de nachtmerrie kan beinvloeden. Aan het eind geeftAraoz de posthypnotische suggestie dat de patient voortaan wakker zal worden naeen nare droom, dat hij dan een idee zal krijgen over hoe hij de droom kan verbeteren, en dat hij hem dan bevredigend over zal dromen.

DISCUSSIE.
Diverse klachten ontstaan tijdens de dromen in REM-slaap. Gevonden werden aanwijzingen voor migraine, astma en nachtelijk bedplassen (enuresis nocturna).Veelal is de dromer niet in staat doeltreffend te reageren op de problemen waarvoor hij in de droom gesteld wordt. Dat leidt tot angst- stoornissen (fobieenen dwangstoornissen) in waak- toestand gepaard te gaan met nachtmerries. Mogelijkis hier een kip en ei-vraag aan de orde. Voor zover in therapie dromen aan de ordekomen is dat vooral om ze te analyseren of als nachtmerrie te bestrijden cq. te herstrukturen ( rehearsal met goede afloop etc.)
Uit onderzoek blijkt dat met (posthypnotische) suggesties de inhoud van dromen(zowel het decor als het gedrag van de dromer daarin) beinvloedt kan worden.Wijzigingen kunnen aangebracht worden in zowel 1 droom als in een reeks gedurende1 of meer nachten. Uit de literatuur blijkt evenwel dat deze mogelijkheid sporadisch gebruikt wordt om systematisch en gestruktureerd in te grijpen om de slaper te stimuleren zich te oefenen in adequaat gedrag dat hij overdag kan toepasssen.Op angststoornissen en, voorzover de inhoud bekend is, nachtmerries, kan eenblootstellingstechniek toegepast worden. Systematische desensitisatie is een vande meest succesvolle gebleken. In de literatuur komen geen voorbeelden voor waarinin plaats van blootstelling aan levende noch gefantaseerde angstprikkels, depatient posthypnotische suggesties kreeg om de hierarchie van angstprikkelstijdens de REM-slaapdromen verder te oefenen. Deze mogelijkheid en de combinatie met systematische desensitisatie kunnen dienstbaar zijn bij problemen methuiswerkopdrachten aan patienten en waar het gaat om sneller en intensiever aanleren van doeltreffender gedrag en het uitdoven van angst. Bovendien zou hetr egelen van het droomgedrag van de patient kunnen voorkomen dat hij 's nachts geconfronteerd wordt met prikkels die veel hoger staan op de (sd-)angstladder danw aar hij in de 'dagtherapie' is en daarmee 's nachts ongedaan maakt wat overdag bereikt is.Voorts blijken sommige patienten tijdens hun REM-slaap verre van ontspannen zijn.Klachten als migraine, spannings-hoofdpijn en astma kunnen het gevolg zijn. Ookonbekende droominhouden kunnen zorgen voor grote spanning. Met posthypnotisch gesuggereerde ontspanning zou de slaper die dromen minder gevoelig kunnen maken enof verkorten.

LITERATUURVERWIJZING
Dreams which culminate in migraine headaches,Harold Levitan, Psychotherapy and Psychosomatics,41/4/84
Aula-medisch, 858, Slaapstoornissen, Het spectrum 1985
Araoz: Moderne hypnotherapie, J.M. Cladder en J.W.M. Lens 1986
O'Brien et al.Augmentatie of Systematic Desensitization of Snake fobie Trough Posthypnotic Dream Suggestion. American Journal of clinicale hypnosis, nr. 3 jan.1981
Posthypnotically Suggested Dreams and the Sleep Cycle by Johann Martin Stoyva.The Hypnotic Investigation of Dream ;C.Scott Moss;1967
W.C. Dement, Slapen en Dromen, 1972
Sigmund Freud zijn leven en werk. Peter Gay,1989
Albert Moll Med.D.,Hypnotism,1889
Dr.C. Badouin, Suggestie en autosuggestie, 1920
O.van der Hart, Trauma, dissociatie en hypnose,1992
Dr. W.Hilger, De Hypnose en de Suggestie, 1911
Dr. S. Koster, Leerboek der Hypnose, derde druk, 1956
Hypnosis a scientific approach, Theodore Xenophon Barber,1969
Leslie M. Le Cron, Zelfhypnose, Techniek en gebruik in het dagelijkse leven, 1973
Chiquit van Linden van den Heuvell & Paul Emmelkamp, DTH 4, december 1987
Lewis Carroll, Alice in wonderland, Loeb Amsterdam 1981.

Verscheen eerder in het Tijdschrift voor Educatieve en Therapeutische Hypnose (Teth)

Copyright Johan Eland.

Hypnose & sexualiteit: grote opwinding

Boos!
De combinatie hypnose en homoseksualiteit is al vele jaren goed voor grote opwinding.
Ook in de kennelijk onsterfelijke Britse televisie serie Coronation street is er beroering over ontstaan. Zowel acteurs als hypnotherapeuten zijn verontwaardigd over de hypotherapeutische behandeling van filmpersoon Jason Grimshaw. Jason meldt zich bij een hypnotherapeut om zijn hoogtevrees te overwinnen maar door toedoen van zijn broer krijgt hij door de therapeut homoseksuele karaktertrekjes toebedeeld. De behandeling is zo succesvol dat Jason handkusjes blaast in de richting van buurman Sean en zelfs zijn hand door diens haar haalt! Genoeg om acteur Ryan Thomas, die de rol van Jason speelt, op de kast te jagen. Hij is diep geschokt door deze onverwachte ontwikkeling. Ook de Engelse hypnotherapeuten zijn boos, zij het om een reden.
Op de website van discussiegroep 'Mesmer' betoogt therapeut Donald Robertson dat het eigenlijk de schuld van de hypnotherapeuten zelf is. Zij laten volgens hem te veel toe dat de media dit beeld van de hypnose uitdragen. Hij roept zijn collega’s op te protesteren bij de makers van Coronationstreet. (dutyoffice@itv.com). Zijn protest ontlokte de filmmakers de mededeling dat in films nu eenmaal vertekeningen van beroepen voorkomen ook als die onethisch, of onrechtvaardig zijn. Maar zo voegt de woordvoerder er aan toe: "the baddies in Corrie* always get punished."

* Corrie =Coronationstreet

Conträren sexual-empfindung & Porno.
Het zou best waar kunnen zijn dat de therapeuten zelf hebben bijgedragen aan dit verkeerde beeld.
De discussie over de combinatie hypnose en homosexualiteit stamt uit 1892.
Toen verscheen van Freiherr A.P.F.Schrenck-Notzing een boek over het gebruik van de suggestietherapie bij ziekelijke verschijningen van de geslachtszin in het bijzonder de 'conträren sexual-empfindung'.
In een recensie van het boek in het Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde werpt Dr. A.W.van Renterghem de vraag op of Schrenck-Notzing er wel goed aan gedaan heeft om een afzonderlijke studie te publiceren over geslachtsanomalieën. Zou het niet beter geweest zijn om deze onder te brengen in een boek over constitutionele ziekten van het centraal zenuwstelsel en de hersenzwakte waarvan zij meestal verschijnselen zijn.
Hij wijst daarbij op het succes van het boek 'Psychopathia Sexualis' van Krafft-Ebing dat in een paar jaar tijd meerdere keren herdrukt werd. ‘Dat’ zo zegt van Renterghem.."geeft voeding aan het vermoeden, dat allicht oprijst, of niet de pornographische belangstelling van een niet-medisch publiek tot dat succes heeft bijgedragen. Gaarne wil ik toegeven, dat het kwaad gesticht in het brein van niet-bevoegden door de lectuur van een ziekteleer van het geslachtsleven, niet kan opwegen tegen het werkelijk en onbestrijdbaar nut van deze studie voor den paedagoog, den practischen geneesheer, den psychiater en last but not least voor den rechter."
Vooral omdat Schrenck-Notzing de problematiek behandelt uit het oogpunt van de suggestie-leer kan diens boek bij van Renterghem geen kwaad meer doen. Immers, .."door nihilisme dat nog voorheerscht in de therapie, blijven vele zieken - hun leven lang- ten prooi aan hun waanideeën en eindigen dikwijls, hetzij in een krankzinnigengesticht, hetzij in de gevangenis."

Uit de 70 ziektebeschrijvingen door Schrenck Notzing concludeert van Renterghem dat weliswaar bij de erfelijk en anatomisch bepaalde gevallen weinig heil te verwachten is van de suggestietherapie maar dat deze toch ook demonstreren dat gelegenheidsoorzaken en opvoeding een groter rol spelen in de ‘ziekwording der geslachtsdrift’, dan dat men tot dan toe meende. Het gebruik van de psychotherapie kan vooral daar nuttig zijn.
Het leeuwendeel van het boek bestaat uit bespreking van de verschillende vormen van perverse geslachtsdrift. Bedoeld daarmee wordt homosexualiteit.
Van Renterghem onderschrijft de aanbeveling van Schrenck Notzing om de genezing te bevestigen gedurende een jaar daarna door met tussenpozen van 8 tot 14 dagen de hypnotische behandeling voort te zetten. Hij benadrukt dat dat dienstig is bij de suggestieve behandeling van alle zenuwlijden en meent zelfs dat de dokter steeds de vriend en steun moet blijven van de gewezen patiënt. Het is nodig hen van tijd tot tijd te zien of met hen te corresponderen zodat bij de eerste tekenen van ontmoediging of wilszwakte hen de hand gereikt kan worden en recidive voorkomen. Van Renterghem wijst er op dat Dr.A.Forel, die zoveel succes heeft met de behandeling van dipsomanen, dat ook doet.

Toch is er bij van Renterghem twijfel te bespeuren over de resultaten van de psycho-therapie bij homosexualiteit..."Om nu volkomen te zijn, zou de genezing van perverse geslachtsdrift moeten veronderstellen een algeheel uitgewischt-zijn van de herinneringsbeelden der homo-sexualiteit; zulks blijkt echter het geval niet te zijn. Men moet zich vergenoegen met het feit, dat deze beelden verbleekt zijn en teruggebracht tot een onschadelijk rudimentair bestaan, en dat de zieke zich onthoudt van alle onregelmatigheid in zijn geslachtsfunctien”. Van Renterghem eindigt met de constatering dat Schrenck Notzing er in geslaagd is te bewijzen dat de suggestieve behandeling genezing kan brengen van deze “zoo betreurenswaardige afwijkingen der menschelijke natuur."
Overigens was van Renterghem niet alleen pionier in de toepassing van hypnose bij homoseksualiteit. Hij was ook de eerste die het woord homo-sexualiteit in de Nederlandse medische literatuur gebruikte.

Of toch niet?
Aanvankelijk meende ook Krafft Ebing dat homoseksualiteit genezen kon worden met hypnose, maar ook met hydro-therapie en kuurbaden. Een ander recept van hem om de homoseksuele afwijking te keren was het 'heteroseksueel' huwelijk. De daarmee samenhangende 'gezonde' sex zou ervoor zorgen dat de homosexsualiteit uitdoofde. Dat je ‘het’ niet kreeg van hard werken was voor velen een veilig houvast en de ‘lijders’ werden van alle kanten aangeraden om toch vooral hard te werken. Dat vond ook de Nederlandse christelijke schrijfster Wilma. Zij betoogt in haar roman ‘God’s gevangene’ dat een verblijf op het platteland, in de frisse lucht, ver weg van de stadse verleidingen in combinatie met hard werken ook aanbevelenswaardig is in de strijd tegen ‘Gods gruwel’. Krafft-Ebing herzag later zijn visie over homosexualiteit en meende toen dat homosexualiteit een aangeboren aangelegenheid was.

Ook in Nederland was niet iedereen zo optimistisch over de mogelijkheid om met hypnose de urning te genezen. Dr. J.Schoondermark (1849-1915) die zichzelf tot professor had gepromoveerd was nooit te beroerd om een boekje te schrijven over iets dat ophef en vertier veroorzaakte. Vooral op het gebied van de sexualiteit liet hij graag een afwijkend geluid horen. In zijn brochure “Van de verkeerde richting”(1894) citeert hij met onverholen genoegen een anonieme bron die melding maakt van een psychiater die “een Urning, door hypnotische sessiën, van zijne neiging tot mooie cavaleristen wilde afbrengen. Na eene langdurige kuur was het resultaat schitterend: Patiënt beweert, dat hij nu ook gevoel krijgt voor mooie infanteristen.
Dit voor die psychotherapeuten, die meer bepaaldelijk de rol vervullen van geneesheer-comediant”.”Zoo zijn er!” laat Schoondermark weten.


© Johan Eland/Antiquariaat Lilith

Op bezoek bij J.M. Charcot in het ziekenhuis La Salpêtrière

Door Sofya Kovalevkaya (Ook bekend als Sofya Niron)

Wat een verrassing. Ik had niet verwacht hier in Parijs een Russische dame te ontmoeten in de rol van hypnotisch sujet. Welk lot bracht haar hier? Intrigerende vragen waarop ik het antwoord niet weet en ik besluit mijn reisgenoot, dokter Bérillon, te vragen wat hij er van weet.
“Wat is er met die Russische vrouw waarover dr. Luys het had?” Bérillon blijkt haar te kennen en vertelt me haar hele treurige verhaal:

“Meer dan 15 jaar geleden kwam zij eenzaam naar Parijs om hier te studeren. Ze begon de colleges te volgen aan de medische academie, maar deed dat hapsnap zonder plan, zonder voorbereiding. Haar ouders waren dood en hadden haar een kleine som geld nagelaten waarmee ze zich in Parijs in leven kon houden. Maar dat leven kreeg al gauw een ongelukkige wending. Om de een of andere reden bemoeide ze zich niet met de kring van Russische studenten en Franse studenten vond ze belachelijk. Met maar één van hen, G-R., werd ze God weet waarom wat vertrouwelijker. Ze was een volbloed Russisch meisje in haar doen en laten. Hij was duidelijk een rasechte Parijzenaar met een aangeboren hang naar luxe en gemak en tegelijkertijd een stadsmens in hart en nieren. Wat konden die twee nu eigenlijk gemeenschappelijk hebben?
Toch bleven ze bij elkaar hoewel hij haar uiteindelijk helemaal niet liefhad. Nadat hij haar geholpen had haar kapitaaltje erdoor te jagen deed hij niet alleen koel en afstandelijk tegen haar maar begon hij haar echt te haten. Zij daarentegen bleef gepassioneerd van hem houden, obsessief en hardnekkig. Hij bedroog haar doorlopend en toch liep ze achter hem aan, wachtte hem op straat op, bij nacht en ontij. Hij ging er vandoor, sloeg haar zelfs en verhuisde naar een ander appartement om maar van haar verlost te zijn. Niets hielp. Ze werd een legende in het hele quarter Latin. Zo ging het jaren door. Ze was volkomen platzak. Hoe ze het overleefde weet God alleen. Soms doken er bekenden op die haar voorstelden mee terug te gaan naar Rusland. Dat weigerde ze. Ze verkoos de honger en ontberingen om Parijs maar niet te hoeven verlaten. Ze wilde daar niet weg, althans niet van hem.
O
ndertussen zat het hem ook niet mee in zijn leven. Hij streefde geen carrière na, vond nergens werk en zijn gezondheid verslechterde. Zijn jeugd was voorbij, hij naderde zijn veertigste jaar en hij vond zich, net als zij zichzelf, een ‘dé cavé’, een te schande gemaakt persoon zonder middelen van bestaan en zonder toekomst. En dat bracht hen toch weer samen. Zij ontwikkelde een soort nerveuze aandoening en werd opgenomen in het Salpêtrière. Charcot vond haar ziekte erg interessant en begon met haar te experimenteren met hypnotisme. In die tijd was het hypnotisme juist in de mode en ze bleek er verrassend ontvankelijk voor te zijn. Nu begreep haar zogenaamde vriend hoe hij een slaatje uit haar kon slaan. Zij werd een professioneel subject voor de hypnotisme-demonstraties en hij haar manager en impresario.
Maar wat een verschil tussen haar en de gebruikelijke somnambules! Dat waren ruwe onwetende dwazen, geronseld in de laagste regionen van de maatschappij. Hen kan je onmogelijk vertrouwen. Zij daarentegen was een intelligente, ontwikkelde vrouw die ooit colleges geneeskunde volgde. En bovendien was ze een Russische en Russen waren in die tijd in de mode. Deze somnambule was een pure schat. Het pleit voor haar dat ze niet de toekomst wilde voorspellen of uit kaarten lezen zoals haar collega’s dat doen op markten. Nee, dr. G-R bedacht een meer winstgevende en wetenschappelijke methode. Hij reisde met zijn medewerkster naar bekende professoren die zich bezighouden met het hypnotisme en uit liefde voor de wetenschap bood hij hen aan om met haar te experimenteren, natuurlijk zonder haar daarvoor te betalen. Hij presenteerde haar aan elke professor zoals ze het beste paste in de specialiteit van die professor.
D
e dokters waren doorgaans verrukt over haar intelligentie en snelle begrip en bovenal haar buitengewone gevoeligheid voor het hypnotisme. De grote Charcot zelf liet weten nog nooit te maken hebben gehad met zo’n intelligent ‘subject’. Met de beschermende aanbeveling van deze absolute medisch autoriteit was het gemakkelijk voor haar om uitgenodigd te worden voor privé hypnotisme seances. Die waren toen erg gewild in de Parijse samenleving en waarvoor het ‘subject’ soms tot 500 franc per avond werd betaald. Er wordt gezegd dat de zaken van het stel zo goed gingen dat Dr. G-R niet alleen niet langer wegliep van zijn geliefde maar juist het tegenovergestelde deed. Hij nam haar mee naar de burgemeester, waarschijnlijk om de nog bestaande juridisch bestaande huwelijksband aan te halen, om zo hun zakelijke band te verstevigen. Ja, dat soort onverwachte dingen krijg je nou met het hypnotisme.”

Namen van hypnose en haar voorgangers

  • Eerzame vrouwen, meisjes en verwijfde mannen bedreigd.

Volgens Arend Fokke Simonsz is manipuleren een aan de magnetiseurs ontleend kunstwoord. Het betekent volgens hem: “.. met de hand betasten en rondom bevoelen;, welke den Magnetischen Slaap trachtten te doen onstaan, door middel van met de handen over de leden hunner Patiënten, naar zekeren bepaalden streek, zachtelijk te bewegen.
En hij had gelijk. De Leidse hoogleraar F.J.Voltelen trekt in 1791 in een redevoering fel van leer tegen het dierlijk magnetisme dat ook in Nederland dreigde vaste voet aan de grond te krijgen. Hij ziet vooral de eerzame vrouwen, meisjes en verwijfde mannen bedreigd en beschrijft hoe de in Rotterdam en Den Haag optredende Fransman Niphond dat bewerkstelligt: ”…Hij naamelijk, dien de kunstverrichting was toevertrouwd, plaatste zijne hand op de bovenbuikzijde, met de vingers gestrekt naar den navel, daalde vervolgens met deeze zijne hand, onder eene zachte drukking, neder langs den onderbuik, lendenen en liezen, en wreef of kittelde deeze deelen op die wijze, somtijds uuren lang, - eene bewerking die men manipulatie of betasting noemt.”
Een paar bladzijden verder verrijkt de criticaster van het magnetisme de Nederlandse taalschat met nog een nieuw woord: Hij schrijft:”…..Zij naamelijk die op eene behoorlijke wijze zijn gemagnetiseerd, (men vergunne mij voor eene nieuwe zaak een nieuw woord te gebruiken)”.

Voltelen gaat zelfs verder dan Fokke Simonsz. In een voetnoot schrijft hij: ‘Door het woord Manipulatie of betasting, in deeze Redevoering gebruikt, wordt, wel is waar, in de allereerste plaats en voornamenlijk verstaan die bestrijking of bevoeling, die den Lijder zelve plaatselijk aanraakt, doch echter niet uitgeslooten die bijzondere wijze, welke men naderhand in plaatze der eerste heeft ingevoerd, om de oppervlakte van ’t Lichaam zelve niet aanteraaken; eene geneeswijze, die, zo zij de natuurlijke gevoelens van een eerbaar gemoed zomtijds minder kwetst, aan den anderen kant een sterker bewijs schijnt opteleeveren van den rol, dien de verbeeldingskracht in dit alles speelt, gelijk bij het verslag van de leden der Academie te Parijs reeds te recht is aangemerkt.”

In de loop van de tijd krijgt de uitdrukking manipuleren een uitgesproken negatieve bijklank: een manipulator is iemand die met kunstgrepen een ander naar zijn hand zet. Los van de vraag of er aanleiding is gegeven tot deze verdachtmaking hebben vele wetenschappers om uiteenlopende redenen en met wisselend succes geprobeerd de naam van wat eens begon als animal magnétisme te veranderen. Sommigen ontkenden het bestaan van ‘t door F.A.Mesmer geopperde fluïdum. Anderen borduurden verder op Mesmer’s werk en bedachten nieuwe varianten en behandelwijzen.
Daarnaast waren er geneeskundigen die hun patiënten behandelden met magnetisme maar niet wilden worden geassocieerd met de kwakzalverij en het variété die steeds meer bedreven raakten in het gebruik van het magnetisme.

Al bij F.J.Voltelen (1791) zien we dat het dierlijk magnetisme en de kunstmatig opgewekte slaap gesplitst worden. Men spreekt dan naast magnetisme of magnetismus, van somnambulismus of magnetische slaap (Arend Fokke Simonsz). etc. Voltelen spreekt behalve van somnambulismus ook van ‘het wonderbaare der ‘desorganisatie’. Ook vindt het clairvoyance ofwel het ‘Klaarzien’ ingang. Het somnambulisme wordt later ook betiteld als ‘Magnetische slaap’ (Fokke Simonsz, 1814), ‘magnetische somnambulisme’ (P.J. van Wageningen, 1829) en suggestieve slaap (Reeling Brouwer 1899)
Terwijl Voltelen’s redevoering nog volop nagalmt begint in 1791 G.K.van Hogendorp zijn studie van het dierlijk magnetisme. Boven zijn aantekeningen zet hij met sierlijke letters “Magnetisme’.
In de periode 1812 tot 1824 is de Groninger school bestaande uit H.Wolthers; P.Hendriksz; C.de Waal & G.Bakker en v.d.Held erg actief.. Ze is sterk op Duitsland georiënteerd en spreekt consequent van ‘animalisch magnetismus’. Tot navolging leidt dit echter niet.
De tegenstanders van de vinding van Mesmer (Voltelen, Veirac, Bake, Bilderdijk en Da Costa spreken over dierlijk magnetismus en somnambulismus. Bilderdijk die eigenlijk wil spreken van ‘possessie’ gebruikt ook het woord ‘mesmerianismus’. Waarschijnlijk kiezen zij voor een Duitse afleiding als uiting van hun afkeer voor de Franse bezetter.

Braidism & hypnotism 1842
Als de Schot James Braid het dierlijk magnetisme onderzoekt komt hij tot de conclusie dat het door de magnetiseurs geclaimde fluïdum niet bestaat. Braid stelt vast dat de trance veroorzaakt wordt door suggestie en verwant is aan de gewone slaap. Om een duidelijk onderscheid te maken tussen het dierlijk magnetisme en de door hem vastgestelde verschijnselen wil Braid uitgaan van de naam neurypnology en gebruikt de term hypnotism.
Hij schrijft in juli 1842 een artikel voor een bijeenkomst van de British Association in Manchester waarin hij de naam neuro-hypnotism gebruikt.
Dus in tegenstelling tot wat algemeen wordt beweerd is het niet zijn boek ‘Neurypnology or the rationale of nervous sleep considered in relation with animal magnetism’ (1843) maar dit geschrift waarmee Braid de term hypnotism introduceert.
Wel doet hij in ‘Neurypnology’, dat een uitwerking is van het artikel van 1842, verslag van zijn overwegingen die tot de naam hypnotism hebben geleidt.
Overigens gebruikt Braid later de termen monodeism (1847) en voor het somnambulisme bedenkt hij het double consciousness.
In 1892 evalueert Sinnett in zijn ‘The Rationale of Mesmerism’de wijze waarop Braid de term hypnotism heeft ingevoerd.’ Hypnose is één maar mesmerisme is wat anders betoogt hij. Wie over hypnose praat heeft het over wat anders dan de verschijnselen van het mesmerisme. Bovendien vindt Sinnett dat Braid zich wat meer mag realiseren dat hij schatplichtig is aan Mesmer en M.Bertrand en Abbé Faria.
Het later gebruik in vooral Frankrijk van de term ‘Braidism’ (Dupuny, 1860 ; J.P.Durand (pseudoniem van A.J.P.Philips,1860; D.H.Tuke 1872; J.P.Durand de Gros, 1894; D.G.Delgado, 1907. heeft nooit brede steun verworven.

Sommeil lucide (Abbé de Faria. (1756-1819).
Hoewel Braid algemeen wordt aangewezen als de grondlegger van de moderne hypnose kunnen we niet voorbij gaan aan de activiteiten en denkbeelden van Abbé José-Custodio de Faria. (1756-1819). In openbare voorstellingen brengt hij mensen in slaap en geeft hen posthypnotische opdrachten. Hij laat hen allerlei proeven met smaak, geur en visuele hallucinaties ondergaan. De Faria hecht geen geloof aan theorieën die dit alles verklaren met magnetisme. Ook zegt hij geen speciale gaven te hebben. Om zich te onderscheiden van deze in zijn ogen foute leerstellingen bedenkt de Faria een nieuwe terminologie. Hij stelt voor de somnambules ‘époptes’ te noemen, de magnetische staat moet dan ‘sommeil lucide’ genoemd worden en het proces van magnetiseren ‘concentration’. De magnetiseur heet derhalve concentrateur en het magnetiseren ‘concentrer. Onder ‘concentrer’ verstaat de Faria een naar binnen gericht bewustzijn, onwetend van wat de zintuigen waarnemen. Met deze opvatting en de grote rol die de suggestie speelde in het optreden van de Faria kan hij gezien worden als een belangrijke voorloper van de latere school van Nancy.

Psycodunamy’. Th. Leger (1846)
Onwetend van wat Braid in Engeland bezighoud schrijft in Amerika vrijwel tegelijkertijd Leger zijn boek ‘Animal magnetism; or psycodunamy. (1846). Hij is ook niet gelukkig met de naam ‘animal magnetism’ en stelt voor om die te vervangen door Psycodunamy of kortweg dunamy. ‘Deze naam heb ik afgeleid van het Griekse woord voor geest/ziel en kracht’ aldus Leger en betekent derhalve ‘Mentale kracht’. Bij dunamy hoort het werkwoord to dunamise en de magnetiseur heet voortaan dunamiser, verklaard Leger die benadrukt dat het woord ; psycodunamy’ precies definieert waar het om gaat: nl dat mensen de kracht bezitten om met de geest invloed uit te oefenen op hun lichaam.

Mental or Animal Electricity
Natuurlijk heeft Leger ook gekeken naar de namen die anderen voorstelden maar geen daarvan kan volgens hem door de beugel. Zo is er de Mental or Animal Electricity van J.H.D.Petetin (1805) en Dr. Pigeaire (1839) et al. Leger wijst die af om dezelfde reden waarom hij Animal Magnetism niet ziet zitten: Hij meent dat zowel het animal magnetism als de animal electricity terug te voeren zijn op hetzelfde fluïde-idee waarvan hij het bestaan sterk betwijfeld en nooit een materieel bewijs gezien had. Ook ‘Mesmerism’ dat wordt voorgesteld door o.a. Elliotson en Hare Townsend wijst Leger af. Zij is misschien wel de meest foute naam, meent hij. Ten eerste is er nog nooit een wetenschap genoemd naar een man en ten tweede vraagt Leger zich af wat Mesmer eigenlijk het recht geeft om aanspraak te maken op die eer? Hij is niet eens de uitvinder van het praktische deel van het magnetisme dat immers al veel ouder is. Ook de door Mesmer voorgestelde theorie heeft hij niet zelf bedacht. Bovendien zit ze vol fouten waardoor ze eerder een rem op de vooruitgang is geweest dan dat ze iets goeds heeft voortgebracht.
Bovendien heeft Mesmer nooit gesproken over de verschijnselen die nu juist de wetenschappers zo bezighouden. Al met al is er van Mesmer’s leer niks overgebleven dus waarom zouden we onze wetenschap Mesmerism noemen?
Ook het door Dr. Buchanan voorgestelde ‘Neurology’ vind Leger maar niks. Neurologie bestaat immers al als de studie van het zenuwstelsel. Door haar ten onrechte te gebruiken voor dit onderwerp is vragen om moeilijkheden.

Dan is er nog het ‘Pathetism’ van Laroy Sunderland. (1844). Hij doet eerder een poging om het eveneens in de belangstelling staande frenologie te combineren met het magnetisme en geeft zijn theorie de naam ‘phrenomagnetism’. Later verlaat hij die gedachte en beschrijft het magnetisme als ‘pathetism’. Ook fout, meent Leger. Op zijn zachts gezegd te algemeen. Haar Griekse oorsprong betekend immers ‘ziekte’ of ‘lijdend’ en dat wordt volgens Leger toch niet beoogt met de nieuwe wetenschap.
Rest nog Professor Grimes’ ’Etherology’. Grieks-etymologisch gezien betekent dit een behandeling met het meest fijne deel van de lucht. Omdat Leger het bestaan van het bedoelde fluïde afwijst heeft deze naam dus niks te maken met ‘ons onderwerp’.

Electrical psychology (1850)
Leger staat dus niet alleen in zijn kritiek op ‘magnetism’. Ook John Bovee Dods zoekt naar alternatieve namen en komt met de termen ‘Mental electricity’ en zelfs ‘spiritualism’. In zijn boek ‘The Philosophy of Electrical Psychology’. (1850, Crabtree 596) ziet hij daar weer van af en vertelt dat hij veel succes heeft met zijn ‘electrical psychology’. Deze behandelwijze gebruikt weliswaar ook Mesmer’s fluïde maar waar het magnetisme een leer is van sympathie is zijn ontdekking een leer van indrukken (Impressies). Dat houdt volgens Dods in dat in tegenstelling tot de gemagnetiseerde patiënt wiens zintuigen helemaal gebonden zijn aan die van de magnetiseur; de patiënt die behandeld wordt met Dod’s ‘Electrical Psychology’ zintuiglijk helemaal onafhankelijk blijft..
Op dit laatste heeft Braid weer kritiek. In zijn boek ‘Electrobiological phenomena Considered Physiologically and Psychologically’.(1851) laat hij weten dat het bij beiden gaat om dezelfde verschijnselen en het allemaal vormen van ‘hypnotism’ zijn.

Samuel Underhill (1868)
Na 30 jaar het animal magnetisme beoefend te hebben en het eerste Amerikaanse tijdschrift over het magnetisme te hebben uitgegeven maakt Samuel Underhill in zijn boek ‘Underhill on Mesmerism’de balans op. Ook hij heeft in de loop van de tijd talloze alternatieven voor dezelfde verschijnselen gezien. Mét Leger wijst Underhill Sunderland’s ‘Pathetism’, Dr.Braid’s ‘hypnotism’, en Dr.Dodd’s ‘ electrical Psychology’ af. Ook Burr’s ‘Biology’,. vindt in zijn ogen geen genade.

Over de hele wereld is gezocht naar een betere benaming voor Mesmer’s leer en toepassing. Langzaam maar zeker groeit men toe naar het hedendaagse hypnose.. Dankzij P.de Koningh maakt rond 1855 de (electro-)_biologie in Nederland even opgang. In die tijd komt ook het spiritisme op. Dat claimt het oude (mesmeristische) magnetisme, de clairvoyance en andere ‘bijproducten’ tegenover het opkomende hypnotisme. Ongetwijfeld heeft deze tweedeling bijgedragen aan een verdere studie van ‘suggestie-hypnose’. In dit licht moeten we de publicaties zien van Frederik van Eeden. Hij gebruikt in Nederland in 1886 voor het eerst de naam ‘hypnotismus’. In december van dat jaar publiceert van Eeden in de Gids zijn ‘Hypnotisme en de wonderen’. In de derde druk van de reeks studies schrijft hij in een voetnoot dat het: :” Zaak is, dat tegenwoordig alle magische toestanden eenvoudig hypnotische toestanden genoemd worden. Hypnotisme is een verkeerd woord dat als generalen titel diende voor de meest verschillende dingen, die men in den laatsten tijd eerst beter uiteen gaat houden. Alleen suggestie is een goed-gedefinieerd woord, hypnose ,, gesuggereerde slaap” – eveneens. (1890)”. In de ’Studies , ‘Eerste reeks’ is ook de lezing “De spiritistische verschijnselen” opgenomen die van Eeden op 17 april 1890 hield voor het Haarlemse genootschap “Oefening en Wetenschap”. Daarin gebruikt hij voor het eerst. ‘Hypnose’. Nog een poosje worden beide termen door elkaar gebruikt maar langzaamaan wint de hypnose veld in zowel wetenschappelijke kringen als in het vele proza. Na 1910 gebruiken bijna alle serieuze onderzoekers ‘Hypnose’.

Baron D’Henin de Cuvillers. (1755-1841)
Deze lange weg van Magnétisme animal’ tot ‘hypnose’ had aanmerkelijk bekort kunnen worden als men meer belangstelling had getoond voor de uitgebreide betogen van Baron D’Henin de Cuvillers.
Kennelijk zit de naamgeving van het magnetisme hem hoog want al in de eerste nummers (1820 en een vervolg in 1823) van het door hem opgerichte ‘Archives du Magnétisme animal’ beschrijft hij uitgebreid een aantal alternatieven. Hij heeft het over onder meer Rabdomancie, Aimant animal, Thaumaturge en psychologie. Ook het door ‘Un fameux magnétiseur’ (De Faria) voorgestelde ‘Epopte’ wordt besproken.
Echt spannend wordt het als de Culvillers een aantal woorden met het voorvoegsel ‘hypno’ aanvoert. Aan bod komen onder meer Hypnobate (slaap & wandelen) voor het somnambulisme , Hypnoscope (slaapkijken), hypnomancie, hypnologie, hypnotique.
D’Henin de Cuvillers. werkt zijn gedachten over de naamgeving verder uit in zijn boek ‘Le magnétisme animal retrouve dans l’antiquite’(1921). Maar liefst 312 woorden met het voorvoegsel ‘hypno’ worden door de baron tegen het licht gehouden. Daaronder zijn hypnotique, hypnotiste en hypnotisme

Overigens speelde het probleem van de naamgeving al ver voordat Mesmer zijn theorie bekendmaakte. Al in de oudheid spreekt Pausanias er uitvoerig over (Lib. VII, cap. XXI) De Ouden kenden het magnetisme zo goed dat zij die het tot aan de middeleeuwen met behulp van spiegels beoefenden specularii noemden. Nadat het een poos lang het geheim van goochelaars was geweest onderzoekt Pater Kircher het magnetisme weer serieus en geeft het de naam actinobolisme.

Bronnen
J.Braid, Neurypnology or the rationale of nervous sleep considered in relation with animal magnetism’ (1843)
J.H.D.Petetin, Electricité animal, prouvée par la découverte des phénomènes et moraux de la catalepsie hystérique, et de ses variétés ; et par les bons effets de électricité artificielle dans le traitmt de ces maladies.(1805)
M.A.Gravitz & M.I.Gerton, Origins of the term hypnotism prior to Braid.. American Journal of Clinical Hypnosis, vol.27, Number 2, October 1984.
J.Pigeaire, Puissance de l’électricité animale, ou, du magnétisme vital et de ses rapports avec la physique, la physiologie et la médecine.(1839)
Arend Fokke Simonsz in 1808,(1) (Doctor Gall en Doctor Faust of de Groote omwenteling op aarde.
1784 Franklin rapport: magnétisme animal
1791 ,, vertaling door H.A.Bake die bekendmaakte dit te doen als waarschuwing tegen het: Dierlijk magnetismus
1791 F. van Voltelen de magnetismo animali door J.Veirac, ook een tegenstander vertaald in: Dierlijk magnetismus
1791 De eerste aantekeningen van G.K.van Hogendorp schrijft ‘Magnetisme’.
1791 In een berichtje schrijft de Algemeene Konst- en Letterbode over de ‘Mesmeriaansche betasting.”
1792 Een reactie op de redevoeing van v. Voltelen schrijft over ‘dierlijk magnetisme.’
1813 H.Wolthers; P.Hendriksz; C.de Waal & G.Bakker spreken van ‘animalisch magnetismus’
1813 Kluge
1814 H.Wolthers; P.Hendriksz; C.de Waal & G.Bakker spreken van ‘animalisch magnetismus’
1814 Fokke Simonsz: magnetische slaap en dierlijk magnetismus
1814 A.Beeler schrijft over ‘dierlijk magnetismus’.
1815/1833 : Bilderdijk / I. da Costa : dierlijk magnetismus
1816 NN De geheimen der magnetiseurs en somnambules ontmaskerd voor weldenkende en deugdgezinde menschen
1816 De dankbare dominee A.N. van Pelecom draagt een gedicht voor aan zijn behandelaar a.Beeler: uiteraard over het ‘Magnetismus’.
1816 v.d. Held spreekt van ‘animalisch magnetismus’
1817 C.W.Hufeland: dierlijk magnetismus
1818 De vertaling van Deleuze’s ‘Magnétisme animal’ wordt ‘dierlijk magnetisme’.
1818 Vertaling van de Puysegurs’boek: dierlijk magnetismus
1819 H.Wolthers; P.Hendriksz; C.de Waal & G.Bakker spreken van ‘animalisch magnetismus’
I1823 I.da Costa: het Magnetismus
1823 H.Wolthers; P.Hendriksz; C.de Waal & G.Bakker spreken van ‘animalisch magnetismus’
1828 J.A.Uilkens Dierlijk magnetismus
1828 J.P.F. Deleuze boek wordt vertaald naar ‘Practisch onderrigt nopens het dierlijk magnetismus’. (Met een voorwoord van B.J.Meyer): dierlijk magnetismus
C.F,. v.d.Breggen Dierlijk magnetismus
1829 P.J.van Wageningen: Magnetische somnambulisme
1829 B.J.Meijer: dierlijk magnetismus en somnambulismus
1845 Ennemoser in vertaling: Het Magnetismus in verband met natuur en godsdienst
1851 (G.Gregory: Letters on animal magnetism wordt door e van Calcar vertaald in: Levensmagnetismus
1855 Dr.Duparc (in Onze Tijd) De electro-biologie, het somnambulisme, Mesmerisme en odylisme
1886 F.van Eeden: Hypnotisme en de wonderen
1888 F. van Eeden: De psychische geneeswijze
1889 Van Rentergem & van Eeden: (clinique de ) psychothérapie suggestive
1889 I.A.Hofelt: het hypnotisme in verband met het strafrecht.
1889 J.Kerlen hypnotisme
1890 Kerlen : hypnotisme
1891 van Renterghem: Hypnotisme, Suggestie Psychotherapie (Conform het origineel van Bernheim door v.Renterghem
1891 Riko: Handboek ter beoefening van het magnetisme, het hypnotisme, de suggestie biologie en aanverwante vakken..
1893 Riko in Spinx: over magnetisme en over de hypnotiseur A. de Jong
1894 F. van Eeden: Algemene therapie
1894 van Renterghem: Psycho-therapie (In Zeitschrift)
1898 van Renterghem: spontanem somnambulismus
1898 van Renterghem : Liebeault en zijne school
1899 Reeling Brouwer: (In de psychiatrische en Neurologische bladenJ Psychologie van den suggestieve slaap
1899 Bierens de Haan: Het vraagstuk der beteekenis van hypnose en suggestie voor de opvoeding
1900 Reeling Brouwer: de psychische geneeswijze
1900: D.Stigter: de suggestie in de hypnose als geneesmiddel
1900 Wijnaendts Francken (In boek Psychologische omtrekken) hypnose en suggestie
1902 Wijnaendts Franken: het Hypnotisme
1903 van Renterghem: Hypnose en suggestie als hulpmiddelen bij de opvoeding van kinderen
1904 van Renterghem: Kort begrip der psychische geneeswijze
1904 A.Aletrino: Hypnose
1904 Hudson
1907 :van Renterghem: La psychothérapie (dans ses differents modes)
1908 Renterghem & aca Hoffman: psychotherapie
1908 Pro & Contra Van Renterghem en A.C.A.Hoffman: Hypnotisme
1909 W.Q.Judge: Het hypnotisme en zijne gevaren
1911 W.Hilger/vertaald door vd Chijs/vRenterghem: Hypnose en de suggestie
1922 L.Deutmann : Magnetisme en occultisme
1926 S.Koster: Hypnose
??? Loewenfeld : Hypnose en kunst (Hollandia Baarn)


Copyright Johan Eland

Over Van Schevichaven, Duitsers en hypnose

Jakob Van Schevichaven had zijn ogen niet in zijn zak!

Heeft hij Adolf Hitler zien optreden? Goed ingelicht is van Schevichaven blijkbaar wel. Hitler is nog maar in een pril stadium van zijn monsterachtige politieke loopbaan als van Schevichaven hem typeert als meneer Adolf Hendriks, een succesvolle toneelspeler in treurspelen.

Al voordat de procedure over de toelating van zijn verfilmde ‘Man op de achtergrond’ in Duitsland afgelopen is kritiseert van Schevichaven in Jan Brummel’s Leertijd’ niet zozeer het afwijzen van de hypnose in zijn film als wel de Duitse militaristische politiek.
Hitler werd in 1919 politiek actief als lid van een klein partijtje (DAP) dat weinig bezochte bijeenkomsten organiseerde. Aanvankelijk hielp hij alleen mee met het verspreiden van pamfletten. Pas later, op 24 februari 1920 hield hij zijn eerste politieke rede die een groot succes werd.
Later hebben talloze Hitlerverklaarders zich het hoofd gebroken over de vraag hoe deze, in kleine kring zo onhandige, man dit klaarspeelde.
Een scala aan meningen is het resultaat. Vaak gehoord zijn ‘Hitler was een toneelspeler, Hitler was een leugenaar of een charlatan.
Zelfs achteraf blijkt het niet eenvoudig te zijn de man die zoveel leed veroorzaakte te typeren.
Toch verwijst van Schevichaven al in zijn ‘Jan Brummel’s leertijd’ dat hij al in 1922 schreef naar Hitler als succesvolle toneelspeler in treurspelen.

Ook de Duitse historicus Sebastian Haffner stelt zich in zijn boek Kanttekeningen bij Hitler(1978) de vraag hoe een zo gering getalenteerd persoon en een zo armzalige persoonlijkheid als Hitler zoveel macht kon verkrijgen. Hij is van oordeel dat Hitler een hypnotiserend talent bezat, het talent van een geconcentreerde wilskracht waarmee hij zich een collectief onderbewustzijn - waar en wanneer zich dat manifesteerde- te allen tijde kon toeëigenen. Deze hypnotiserende invloed op de massa was Hitlers eerste, en lange tijd enige, politieke kapitaal. Er bestaan talloze getuigenissen van de kracht van dit talent. (Haffner, Kanttekeningen, p. 23). Haffner meent dat Hitler zich dit talent bewust werd tijdens zijn rede in februari 1920.
Het zou volgens hem een verklaring kunnen zijn voor zijn greep op de massa en het staatsbestel in de jaren daarna.


Hypnosefilms
Rond 1900 nam gelijktijdig met de bloei van de medische hypnose ook in de film een grote vlucht. Het is dus niet verwonderlijk dat in menige film de hypnose een rol speelt. Vooral in Duitsland werden veel ‘hypnosefilms’ gemaakt. Nog in het tijdperk van de stomme film is het proto-type van de hypnoseroman ‘Trilby’ in talloze versies verfilmd. Regisseur Robert Wiene schreef in 1919 met zijn hypnosefilm "Das Kabinett des Dr. Caligari" filmgeschiedenis. Het is de eerste expressionistische film en is zowel inhoudelijk als visueel een voorbeeld voor bijna alle latere films in dit genre. Veel moderne horrorfilms vinden hun oorsprong in deze, wellicht beroemdste, Duitse stomme film. De thema’s van deze eerste psychiatrische rolprent zijn onder meer de verwarring tussen normaliteit en waanzin, achtervolgingsangst en massabeïnvloeding door hypnose. De macabere Dr. Caligari dwingt zijn knecht Cesare onder hypnose moorden te begaan. De student Alan die op een kermis Dr. Caligari en Cesare zijn toekomst laat voorspellen hoort dat hij de volgende ochtend dood zal zijn. De man haalt inderdaad de volgende dag niet. Caligari wordt ontmaskerd als de geesteszieke directeur van een krankzinnigengesticht. De obscure belichting in "Das Kabinett des Dr. Caligari". , die een zo kenmerkend stempel op het genre drukte, was het direct gevolg van economische omstandigheden: het stroomtekort in het naoorloogse Duitsland. Deze techniek om een beklemmende sfeer te scheppen stond onder andere model voor de latere Amerikaanse gangsterfilms uit de dertiger en veertiger jaren
Twee jaar later ging de door Fritz Lang geregisseerde film ‘Dr. Mabuse, der spieler’ in première. Ook hierin speelt een oplichter met kennis en kunde van hypnose een kwalijke rol. Hij geeft leiding aan een misdaadorganisatie en maakt bezoekers van een speelzaal met hypnose grote sommen geld afhandig.
Toch was niet iedereen even enthousiast over de hypnotische misdaadfilm. In Oostenrijk werd in 1923 de film ‘Das verlorene Ich’ door de overheidscensuur stevig tegen het licht gehouden. Het verhaal is: bankdirecteur de Sevigné ontmoet tijdens een zakenreis een man, Corbell, waarmee hij vriendschap sluit. De Sevigné schenkt de man zijn vertrouwen en geeft hem een baan bij zijn bank. Ook wordt Corbell aan de directeursvrouw voorgesteld die vervolgens door hem gehypnotiseerd wordt. Corbell suggereert de vrouw haar man te vermoorden. Dit plan mislukt want voor ze haar man iets kan aandoen, ontdekt deze de boze opzet en daagt Corbell uit tot een duel. In dit duel wordt de Sevigné willoos gemaakt en naar een sanatorium gebracht. Vervolgens wordt mevrouw Sevigné gesuggereerd haar man te vergiftigen. Dit mislukt doordat een hond van het gif snoept en ook het volgende plan om de directeur zijn eigen bank te laten beroven loopt, voor de misdadige hypnotiseur, verkeerd af. De Sevigné wordt op heterdaad betrapt maar de gerechtspsychiater doorziet de opzet ,dehypnotiseert de man en de werkelijke dader gaat voor lange tijd het gevang in. Terug naar de webwinkel van Antiquariaat Lilith
Film van van Schevichaven.Ook in Duitsland werd lang niet alles in films getolereerd.Van Jakob van Schevichaven (1866-1935) schrijver van de populaire reeks ‘Ivans’ werd in 1922 het boek ‘De man op den achtergrond – uit het leven van Geoffrey Gill, detective (1918) verfilmd. De première was op 8 september 1922 in de Haagse ‘Familiebioscoop’. In Nederland was de film een succes.De verfilming was een Nederlands-Duitse onderneming van Eduard Odij, van de Odij Film Onderneming, die in de Nederlandse film de rol van de detective speelt en het Duitse Filmindustrie und Handels A.G. (Berlijn), 1922. Het scenario was een coproductie van Ernst Winar, Heinz Salmon, Eduard IJdo. De opnamen vonden plaats in Berlijn.
De inhoud van de film.De detective Geoffrey Gill is een internationale dievenbende op het spoor. Na de vondst van het lijk van Bernhard, de zoon van een graaf, wordt Werner opgeroepen om de zaak te onderzoeken, maar G.G. vraagt hem een paar uur te wachten. G.G. hoopt namelijk de man op de achtergrond te onthullen. Die avond wordt een juwelenkistje gestolen. G.G. slaagt erin om de schuldige te pakken. Het blijkt Larinski te zijn, die onder hypnose mensen misdadige activiteiten laat uitvoeren. Larinski vlucht, maar G.G. weet hem bij een vechtpartij van een toren af te duwen.Het is een detectiveroman dus kon het geen verrassing zijn dat er in het boek en de film misdaden gepleegd worden. De Nederlandse rooms-katholieke censuur had daar geen moeite mee. Haar Duitse zusterorganisatie dacht er anders over. Het zijn niet de misdaden waar de filmkeurders bezwaar tegen hebben maar dat ze met hypnose gepleegd worden was de filmkeurders een doorn in het oog.
Tussen april 1923 tot september 1924 ontwikkelde zich een intensieve procedure over de manier waarop in “Der Mann im Hintergrund” de hypnose gebruikt. Maar liefst 7 zittingen van de Zensur, Filmprüfstelle Berlin werden er aan gewijdt. De gewraakte scene’s mochten volgens de censuur niet vertoond worden aan jeugdigen omdat ze beelden tonen van een verwurging, onder meer door handen om een keel geklemd.De Duitsers meenden dat de film zou kunnen aanzetten tot misbruik van hypnose, ja ook als het hypnotiseren zelf niet getoond werd zou de suggestie daarvan eveneens kwaad kunnen aanrichten.De filmmakers hebben zich dapper geweerd. Maar liefst driemaal pasten ze de film aan en vroegen ze om herkeuring. Eenmaal boden ze hem aan onder een andere naam: “das Verbrechen auf Schloss Ehrenfeld”. Elke keer dat de film aangepast werd verminderde de rol van de hypnose. Het mocht allemaal niet baten. Drie keer werd toestemming voor de film gevraagd, driemaal werd ze afgekeurd. Op 3 augustus 1923 motiveert de Filmprüfstelle Berlin dat met de mededeling dat, ondanks een paar aanpassingen, de film definitief niet vertoond mag worden. Omdat “..ein grösserer Teil der Bevölkerung an solchen schundmässigen Darstellung Jakob Gefallen findst, und dass ein solchen Gefallen zur Folge hat, das ein gesundes sittliches Empfinden eines grösseren Teils der Bevölkerung dadurch abgestumpft und verslacht wird und eine entsittlichende Wirkung im Sinne des Lichtspielgesetzes dadurch eintritt….”
Op 1 oktober 1924 vindt de Film Oberprüfstelle het welletjes. Omdat de film op een aantal punten is aangepast mag ze wel vertoond worden, mits ze er een paar scènes geschrapt worden. Ook blijft de rolprent verboden voor jeugdige kijkers. De verboden scènes zijn onder meer het stukje waarin het script voorschrijft: ”Mariska loopt in ‘Traumzustand’ naar de deur die toegang geeft tot de kamer waar later de juwelen verdwijnen, en opent die. Ook de regel “Ich hatte keinen Zweifel mehr, dass ich als Hypnotisches Werkzeug benutszt werden bin.” kon geen genade vinden bij de keuring. Ook mocht niet:”…Wer aber hat die Hypnose herbeigeführt?..” Erg fout was ook: “Larinski und der ihn verfolgende Detectiv ringen auf der Plattform des Turmes mit einander, wobei sie sich gegenseitig an Halse würgen (Grossaufnahme) Das vorausgehende Bild, die einzelnen Köpfe der Beiden einander kampflustig anblickend und die nachfolgende Scene, in der der detectiv dem Verbrecher überwältigt und ihn von dem Turm herunterstützt, würfen gezeigt werden.” De keurders benadrukken nog eens dat de film aangepast moet worden waar het gaat om de misdadigheid en noemen in het bijzonder de juwelendiefstal op hypnotische grondslag.

Dat de beambten van de filmkeuring hun huiswerk goed gedaan hadden bleek ook uit hun verwijzing naar de keuring van de film “Mord an der Greenstreet” op 19 december 1921. Ook daarin oordeelde ze dat de wijze waarop hypnose gebruikt werd een gevaar voor de openbare orde was. Het ging daarbij om misbruik van hypnose door het aanzetten tot strafbare handelingen door de gehypnotiseerde. Dat de hypnose zelf niet in beeld wordt gebracht is daarbij niet van belang. Het gaat er immers niet om hoe het medium in de droomtoestand gebracht wordt maar om de gevolgen daarvan: de diefstal door Mariska. “Mit aller deutlichkeit zur darstellung. Diese Teile waren deshalb zu verbieten.”
Hoe had het toch zover kunnen komen?Was deze film zo uitzonderlijk? Verschilde het gebruik van de hypnose in deze film zo veel van al die andere hypnose-films? Verre van dat. Alleen al in de periode 1896-1923 waren er minstens 11 filmvarianten van Du Maurier’s Trilby verschenen. Alleen al in het Duits verschenen er minsten 20 films waarin hypnose voorkwam.Daarnaast circuleerden er zo’n 60 Engelse en Amerikaanse films* waarvan gezegd kan worden dat ze op zijn zachts gezegd niet bevorderlijk waren voor een goed begrip van de hypnose.
Dat het nu juist met de verfilming van Schevichaven’s boek zo moeizaam liep was, kwam waarschijnlijk door het optreden van een van de leden van de keuring die genoeg had van de onheuse bejegening van het hypnotisme. In de commissie van de Film prüfstelle zat namens de sectie ‘Kunst und Literatur’Prof.Dr. Max Dessoir. Hij was de zoon van toneelspelers en verdiende zijn brood met colleges filosofie. Daarnaast was hij een hartstochtelijk onderzoeker van telepathie en gedachteoverdracht.Aan hem wordt toegeschreven de term parapsychologie bedacht te hebben.Ook het hypnotisme had zijn warme belangstelling. Samen met Dr.Albert Moll onderzocht hij het ‘rapport’ in de hypnose. Ze schreven er een boekje over Daarin worden de mogelijkheden en onmogelijkheden in het contact tussen de hypnotiseur en zijn patiënt beschreven. De manier waarop de meeste filmers met dit gegeven omsprongen stemde niet overeen met de opvattingen van Prof. Dessoir. Begrijpelijk is dat Dessoir en zijn medestanders wilden dat de hypnose én zijzelf serieus genomen worden. Wie ziet hoeveel films er in betrekkelijk korte tijd vertoond werden waarin de hypnose, in de ogen van Dessoir zeer fout, over het voetlicht gebracht werd, zal beamen dat de professor hier een punt had.
Toen de film van Schevichaven onder de naam ‘Das Verbrechern auf Schloss Ehrenfeld’ ter keuring aangeboden werd was ter verdediging aangevoerd dat Engelstalige films minder in de weg gelegd werd en de detective in deze film toch een Engelsman was. Het vermocht de keuringsinstantie niet te vermurwen. Zij oordeelde dat er een scheef beeld geschetst werd van het Duitsche landleven. De keurders meenden dat een gelijksoortige film, met Duitse personages, die zich afspeelde in een Engelse cottage zeker ook door de Engelse filmkeuring verboden zou worden.
Wie het laatst lacht…..
Van Schevichaven woonde de opnamen van zijn film in Duitsland bij. Het verbod om de film te vertonen aan jeugdige kijkers stond hem natuurlijk niet aan. In zijn jongensboek ‘Jan Brummel’s leertijd’(1923) komt van Schevichaven terug op zijn filmavontuur in Duitsland.Terwijl de Duitsers zich druk maakten om de jeugdige bioscoopbezoeker te beschermen tegen een verkeerd beeld van hypnose geeft van Schevichaven in zijn boek deze jongeren een lesje in politieke kritiek.Niet het moeizame touwtrekken om toestemming te krijgen van de Duitse filmkeurig verwerkt Schevichaven in dit boek. Het lijkt erop dat hij in dit boek wilde zeggen dat de Duitsers zich zo vlak na de eerste wereldoorlog beter met belangrijker zaken konden bezighouden dan over het gebruik van hypnose in de bioscoopfilm.Centraal in het verhaal staat de arbeidsmoraal en de werkgelegenheid. De hoofdpersoon, Jan Brummel, wordt weliswaar van de HBS weggestuurd en raakt al gauw zijn baantje als liftjongen kwijt maar heeft desondanks zijn hart op de goede plaats. Door een gelukkig toeval krijgt hij werk bij de filmmaatschappij F.O.O.(Film Onderneming Odijk) van het echtpaar Odijk en reist hij mee naar Duitsland waar de opnamen plaatsvinden.
Wanneer Jan en zijn nieuwe werkgever in het treinstation te Hanover zich even vertreden geeft van Schevichaven de Duitse politici een paar vegen uit de pan::”Weet je wat mij hier nu het meeste opvalt, Jan?”- zei meneer Odijk: ,,Dat er heelemaal geen militaire uniformen te zien zijn! Vroeger, vóór den wereldoorlog, krioelde het hier overal van soldaten en officieren. Nu zie je er geen enkelen! Voor jou is dat natuurlijk niets bizonders, omdat je vroeger nooit in Duitschland geweest bent. Maar voor òns, ouderen, is het iets, dat we niet zouden kunnen gelooven, als we het niet zagen!”,, ’t Is zoo toch maar ’n boel beter, meneer!”- zei Jan. ,,De menschen vechten nu niet meer!” ,,Ik wou, dat je de waarheid sprak, jongen!”- zei meneer Odijk. ,,Maar ik verzeker je, dat ze hier in Duitschland, ook met burgerpakjes aan, zich nog bèst op het vechten verstaan. De oorlog is wel uit, maar nu vechten ze onder elkander!”. ,,Wat dom, meneer!
Prof. Max Dessoir (1867-1947)En alsof Schevichaven wilde waarschuwen voor wat nog zou gaan komen laat hij het tweetal in het station een bekend acteur ontmoeten: ”Dit is meneer Adolf Hendriks”- zei de heer Odijk nu tot Jan. ,, Hij woont al acht jaar in Berlijn en heeft zich daar al een aardigen naam als tooneelspeler gemaakt! Hij treedt met groot succes op in treurspelen.” ,,Dat geloof ik niet!” zei Jan. ,,Zóó jong en reeds zóó wantrouwend!” - zuchtte meneer Hendriks met een droevig gezicht. En Jan – of hij wilde of niet – moest opnieuw lachen.”
Schevichaven wijst fijntjes op het kommervolle bestaan van de uit de oorlog teruggekomen militairen. In het boek laat Schevichaven één zijn beklag doen tegenover Jan :”Ïk ben officier geweest”- vervolgde de man. ,,Ik heb het ijzeren kruis. En, zooals ik, zijn er honderden van mijn kameraden! Eerst hebben we in den oorlog de hel meêgemaakt. En nu……nu zitten wij op de film-beurs, om te bedelen om ’n rolletje, waarmeê wij juist zooveel verdienen, dat we niet dood gaan!”De boodschap van Schevichaven is duidelijk: In ‘Jan Brummel’s Leertijd’ benadrukt hij hoeveel mensen er nodig zijn om een film te maken: honderd. En het zijn niet alleen Nederlanders die er een boterham verdienen: ook voor Duitsers is er werk aan de winkel. De hulp-regiseur en de hoofd-operateur zijn Duitsers. Dr. Malson is een Duits letterkundige die naam gemaakt heeft met een paar Duitse romans en de vertaling van Nederlandse boeken. Hij is bij de film betrokken als de President van de Schoonheidscommissie naar wiens aanwijzingen de decors gemaakt worden. En voor wie talent heeft en wil werken zit er toekomst in de film: door toedoen van Jan Brummel krijgt de onfortuinlijke oud officier de kans zich te bewijzen in een grotere rol met een hoger salaris.

Copyright Johan Eland

Terug naar de webwinkel van Antiquariaat Lilith

zondag 8 maart 2009

Een aantrekkelijke maanreis

© Johan Eland

Het door Andre Hanou aan Kinker toegeschreven feuilleton Christoffel*** in de Avondbode geeft wat licht op Kinkers visie op het dierlijk magnetisme.
Het magnetisme dat Kinker gebruikt verwijst naar het dierlijk magnetisme van F.A.Mesmer maar vooral naar het somnambulisme van diens leerling markies A.M.J. de Chastenet de Puységur.
Het valt de Puységur in 1784 op dat sommige gemesmeriseerde zieken in een diepe, somnambule slaap vallen en allerlei bijzondere gaven krijgen.
Deze somnambules kunnen zichzelf inwendig bekijken, ziekten diagnosticeren, geneesmiddelen voorschrijven en zelfs het tijdstip van genezing voorspellen. Ook . praten met doden en met mensen op grote afstand is in de somnambule slaap mogelijk.

Tot nu bestaan er over Kinkers visie op het dierlijk magnetisme slechts aannames en veronderstellingen. Het verhaal van Christoffel lijkt deze aannames te ondersteunen* Toch is Christoffel geen rechttoe rechtaan magnetismeverhaal. Er komen verschillende vormen van het magnetisme aan de orde nl. het minerale aardmagnetisme; het dierlijk magnetisme van Mesmer, de somnambule slaap van de Puységur en de sympathie van Digby.
Het lijkt echter alsof Kinker met het magnetisme experimenteert en Christoffel een vingeroefening is voor een meer omvattend stuk.

Maanziek.
Voordat we het magnetisme onder de loep nemen is het goed om te bekijken wat Kinker eigenlijk bedoelt met maanziek. Er zijn een paar verklaringen voor dit woord. Meestal wordt verwezen naar de bijbel* waar een maanzieke jongen voorkomt (Mat.12:15) die blijkens allerlei theologische verklaringen lijdt aan wat we nu epilepsie noemen. Afhankelijk van welke Bijbeleditie ingekeken wordt, staat er een rijtje kwalen waarin maanzieken gecombineerd worden met epileptici dan wel met bezetenen. Gaan we ervan uit dat er in de opsommingen niet twee keer dezelfde ziekte genoemd wordt, moeten we toch concluderen dat hier met maanziek in ieder geval niet bedoeld wordt epilepsie of bezetenheid.
Meestal wordt met maanziek een algemene maar niet gevaarlijke krankzinnigheid bedoeld.
In Kinkers tijd is er vooral in Duitsland veel belangstelling voor de invloed van de maan op het menselijk gestel. Mond-sucht is de meest vaak gebruikte term en ook een synoniem voor somnambulisme. Kinker verwijst in een voetnoot naar Gotthilf Heinrich Schubert, die vooral bekend is door zijn boek 'Die Symbolik des Traumes' (1814) dat Freud mede inspireerde tot diens ‘Traumdeutung’.
Kinker noemt niet J.H. Hennings en juist bij hem vinden we in diens 'Verhandeling over het voorgevoel en schyngezichten' (1790) een hoofdstuk over dromen "by maanzieken (Lunatici) en van de daaden die zy in den slaap verrichten". Hennings noemt slaapwandelaars maanzieken en bedoelt daarmee slaapwandelaars die met open of gesloten ogen datgene doen dat anders "alleenelyk in den waakenden toestand. door de menschen pleegen ter hand genoomen te worden." En dat gaat ver:”weenen , lachgen, of ook wel te samenhangende redenen voeren...." En is dat laatste is nu juist niet dat we bij Kinkers Christoffel zien gebeuren! Hoe kan dat eigenlijk? Hennings schrijft dat: "...hoe het toegaa dat de Maanzieken by hunne wandelingen - zelfs met geslootene oogen - zoo zeker gaan, klauteren, schryven, op het Clavier speelen, en diergelyeken oefeningen verrichten?

Ik geef daarop dit antwoord: diergelyke lieden gaan voor het meerendeel meest op zulke plaatzen, waar zy gewoon zyn overdag te gaan.... "en dus zich de weg weten 'met toegeslotene oogen'. Bovendien zegt Hennings zijn er velen die "zig voor Maanzieken en Slaapwandelaars uitgegeeven hebben, die wel waakende - maar met toegeslotene oogen - hunne verichtigen uitgevoerd hebben, en door middel der fyne oogleden de uiterlyke voorwerpenonderscheiden konden Want, zoo de oogleden zeer dun zyn, kunnen de lichtstraalen er door heenen dringen en de voorwerpen daardoor eenigermaate in het oog uitbeelden."

Hennings noemt de somnambule toestand dus een (maan-) ziekte maar wekt niet de indruk dat hij het een ernstige aandoening vindt. En Kinker ook niet want hij laat Christoffel zeggen: "Gij zijt dus even als ik, en wel op dezelfde wijze lunatiek; en schoon ik wel weet, dat men dezen mijnen toestand voor eene ziekelijke gesteldheid houdt, en er ook wel eens den spot mede gedreven heeft, schaam ik mij daarover niet, evenmin als ik er mij op verhoovaardig. Alle menschen zijn, schoon in verschillende graden, lunatiek; bij sommige is het zeker eene kwaal, die naar krankzinnigheid overhelt."
En hoe het kan weet Hennings ook niet maar er bestaan maanzieken die in hun slaap eten en drinken, met andere persoonen spreken denzelven antwoorden en nogtans door deeze leevendige voostelling niet ontwaken. Zoals er ook mensen die geen slaapwandelaar zijn met open ogen slapen zijn er ook slaapwandelaren die met open ogen dromen en hun handelingen verichten.
Hennings verwijst een paar keer naar de Italiaanse slaapwandelaar Negretti** . Als je zulke hardnekkige slapers wilt wekken is er een "redelijk sterke gewaarwording vereischt: Een glas water in het aangezicht geworpen, ook een goede zweep, worden zo wel ter ontwaakinge van zulke lieden, als tot geneezinge hunner kwaal, door verscheidene Geneesheeren aangepreezen."
De voorstellingen der droomende slaapwandelaars, zeer zeeker uit een buitengewoone beweeging des zenuwgeest, van wege de hun eigene gesteldheid hunnes ligchaams, derzelver oorsprong neemen, en de beweeging des zenuwgeests, geduureende het waaken, door de opmerkzaamheid op andere voorwerpen etz.

Maanreizen
Zeker, het maanreizen is niet nieuw. Terecht verwijst Kinker naar Gulliver's reizen van Jonathan Swift. De Griekse schrijver Lucianus bedacht al een maanreis. En in de zestiende eeuw beschrijft de Engelsman Godwin in zijn boek "De man in de maan" hoe zijn held met een triomfwagen, getrokken door ganzen, op de maan landt.
Savinien de Cyrano de Bergerac schrijft ook maanfantasieën en in de eeuwen daarna volgen meer maanreizen. De stand van de techniek op die momenten bepaalt hoe er gereisd wordt.
De uitvinding door Lavoisier van een ander fluïdeachtige substantie, het gas, maakt het ballonvaren mogelijk. Edgar Allan Poe en Jules Verne kunnen daarna naar de maan reizen met een ballon. Niet voor niets zijn de voertuigen van Christoffel bolvormig. Kinker combineert hier twee dingen die lange tijd de gemoederen bezighouden: het dierlijk magnetisme en de ballonvaart. En daar waar de techniek haar beperking kent neemt de fantasie in de magnetische slaap het over.
J.Verne: Vijf weken in een ballon Het splitsen van lichaam en geest maakt het voor de geest mogelijk om verre afstanden af te leggen in extreem korte tijd. Deze splitsing is een verworvenheid van de Puységur’s somnambulisme. Menig somnambule legt in zijn of haar slaap in een oogwenk bezoeken af bij verre vrienden en verwanten en ook bezoekjes aan andere planeten zijn niet zeldzaam.

Sympathie en dubbeldromen
Op twee plaatsen noemt Kinker in Christoffel ‘sympathie’ en beide keren in verband met de baron. Eerst waagt Ferdinand het tegenover Christoffelina zijn vrees te uiten “omtrent de inzigten van den Baron, en zijne lunistische sympathie met hare vader…”. De tweede keer zegt Ferdinand over de Baron dat hij “door eene astronomische sympathie de ‘alter ego’van mijn schoonvader geworden” is.

Het gaat hier om de sympathie als natuurkundig gegeven waarvan Kenelm Digby de belangrijkste propagandist is geweest en waarover vooral in Duitsland geschreven is door onder meer C.W.Hufeland.

Het moge duidelijk zijn dat Ferdinand de sympathie hier negatief beoordeelt. En dat is vreemd want gewoonlijk wordt de sympathische band tussen mensen juist positief, zelfs romantisch gevonden. Evenals de door Kinker beschreven Mesmersche crisis is dit een vreemd intermezzo in Christoffel. “Gewoner’ was geweest als Kinker de Baron had opgevoerd als magnetiseur. Dan was duidelijk geweest dat hij misbruik maakte van het magnetisme en de daarmee bewerkstelligde afhankelijkheidsrelatie.
Weer wel passend in het somnambule verhaal is de liefdesaffaire tussen Ferdinand en Christoffelina.
In dezelfde sfeer komen het magnetisme en de sympathie samen in hun dromen. Hoewel ze niet hetzelfde dromen overlappen de dromen elkaar en brengen ze de twee samen:
allebei dromen ze over een verblijf op de maan. C.W.Hufeland (1762-1836) Na het ontwaken vertellen ze elkaar hun dromen en bekennen ze hun liefde. Ook willen ze met (schoon-)vader naar de maan.
Deze dromen doen denken aan de ‘Zielsverwanten’ van Goethe maar vooral ook aan Kätchen von Heilbronn van H. von Kleist. In dit ridderspel komen Kätchen en de ridder tot elkaar na somnambule dromen. Belangrijk hierbij is dat ook Von Kleist geen magnetiseur in zijn verhaal opvoert waardoor het een positieve vertelling wordt en een gelijkwaardige relatie tussen Kätchen en de ridder schildert.
Van G.H. Von Schubert is het boek ‘Ansichten von der Nachtseite der Naturwissenschaft’ (1808) Daarin schrijft hij “Als na de inwerking door de magnetiseur de somnambule slaap is ingetreden beantwoordt de zieke de vragen met een helderheid en zekerheid van geest die men niet van hen gewend is. Het merkwaardigste verschijnsel van de magnetische slaper is de sympathie van de somnambule voor de magnetiseur of voor een ander waarmee ze in rapport is. Deze diepe sympathie tussen twee personen noemt men dubbelslaap. Het is bekend dat Von Kleist Schubert heeft gehoord tijdens een van diens lezingen. Ook sprak von Kleist met de magnetiserende dokter Eberhard Gmelin die zijn praktijk had te Heilbronn.








Rafaël Santi 1483-1520
Vader met maanzieke jongen, de omstanders zien boven de oplossing. (Mat.12:15)